6.2
WERKING
6.2.1. Door het schakelen van externe regelappara-
tuur wordt een elektrische kringloop tot stand
gebracht en wordt de rookgasventilator gestart.
6.2.2. Zodra er voldoende onderdruk is (gecontro-
leerd door de drukverschilschakelaar), wordt
gedurende ± 30 seconden verbrandingslucht
aangezogen (voorspoelen).
6.2.3. Ontsteking gebeurt direct op de hoofdbrander.
Een vonk vonkt gedurende ± 15 seconden,
waarna de gaskleppen worden geopend en de
brander ontsteekt.
6.2.4. Indien de brander niet binnen 5 seconden
ontsteekt na het openen van de gaskleppen,
schakelt de elektronische branderautomaat uit
en
gaat
het
signaallamp(en)
afstandsbedieningspaneel zal (zullen) branden.
Na ca. 10 sec. de knop(pen) naar stand 'reset'
draaien of indrukken en vervolgens loslaten. Het
toestel start nu opnieuw.
6.2.5. Vlambeveiliging vindt plaats d.m.v. het principe
van ionisatie. Een correcte vlam zorgt voor een
elektrische stroom tussen de ontsteker en de
brander.
Om
ionisatiestroom voldoende is, dient men de
meter in serie te plaatsen met de ionisatie-
elektrode. De ionisatiestroom moet min. 2µA
bedragen.
6.2.6. Gelijktijdig met het inschakelen van de ontste-
king en het openen van de gaskleppen, komt de
ventilatorthermostaat (FCR) van de lucht-
ventilator onder spanning. Na ongeveer. 1 min.
start de ventilator en wordt warme lucht in de
ruimte geblazen. Dit geldt niet voor een RP-
toestel met de optie 'ventilator continu in bedrijf'.
6.2.7. Indien
de
toevoer
onvoldoende is, zal de brander doven en het
toestel zal automatisch herstarten zodra de
toevoer van de verbrandingslucht hersteld is.
Per brandersectie wordt dit gecontroleerd door
de drukverschilschakelaar.
6.2.8. Als de brander om een of andere reden dooft
tijdens bedrijf, zal er automatisch een nieuwe
ontsteekcyclus volgen. Als de brander bij deze
poging niet ontsteekt, zal het toestel in veilig-
heid gaan. Een handmatige ontgrendeling wordt
dan noodzakelijk om het toestel opnieuw in
bedrijf te stellen.
6.2.9. Ingeval er om enigerlei reden oververhitting zou
plaatsvinden, zullen de veiligheidsthermostaten
in werking treden en wordt de brander
uitgeschakeld.
De brander wordt door de eerste veiligheid
LC1
uitgeschakeld
automatisch weer in na afkoeling - de
ontsteekcyclus start opnieuw.
0204RPRJLNLNL
toestel
in
veiligheid.
op
te
controleren
of
van
verbrandingslucht
en
deze
schakelt
De tweede veiligheid (LC3), die op een
hogere temperatuur is afgesteld, schakelt
zichzelf en de brander uit. Een handmatige
ontgrendeling van LC3 (indrukken knop) is
noodzakelijk om het toestel weer in bedrijf te
stellen. Hiervoor een afkoeltijd van ongeveer
1 minuut in acht nemen.
6.2.10. Wanneer
verwarmingstijd is bereikt, wordt de spanning
op de branderautomaat uitgeschakeld en de
brander dooft. De luchttransportventilator zal
blijven draaien totdat de warmtewisselaar
voldoende is afgekoeld. Dit geldt niet voor de
RP-
'ventilator continu in bedrijf'.
6.2.11. Om het toestel voor een korte periode uit te
De
schakelen, dient alleen de ruimtethermostaat
het
op een lager niveau te worden ingesteld. Om
de verwarming opnieuw te starten, de
thermostaat hoger instellen. Bij een RP met
100% buitenlucht blijft de ventilator continu in
bedrijf, tenzij het toestel wordt uitgeschakeld
(zie 12).
6.2.12. Voor een langere stilstandsperiode : de
thermostaat op de laagste stand zetten en de
deze
gaskraan dichtdraaien. De elektrische voeding
mag pas worden uitgeschakeld nadat de
luchttransportventilator is gestopt. Bij een
RA met de optie 'ventilator continu in bedrijf'
moet de keuzeschakelaar op "0" gezet worden
om de ventilator te stoppen. Om het toestel
opnieuw
ontstekingsinstrucies.
6.2.13. Gas en de elektriciteit mogen enkel worden
afgesloten bij noodgevallen of voor langere
stilstandsperiodes.
6.2.14a.Afhankelijk
geselecteerde
verwarmingsregelingen
regelingen mogelijk (zie figuur 4).
6.2.14b.Het RP-toestel kan uitgerust zijn met de optie
tweetrapsregeling
branderstand
kanaalthermostaat.
Wanneer de ingestelde maximum temperatuur
in het kanaal wordt bereikt, zal de brander
naar lage branderstand (± 50%) schakelen.
Zodra ook hier de maximum temperatuur is
bereikt, wordt de brander uitgeschakeld. De
ventilator zal blijven draaien, tenzij het toestel
wordt uitgeschakeld (zie 12).
6.2.14c.Bij herstarten op lage branderstand zal de
brander gedurende 2 à 3 seconden op hoge
branderstand branden om daarna naar de
gevraagde instelling over te gaan.
Dit wordt gecontroleerd door het relais K1.2,in
combinatie met de branderautomaat.
6.2.14d Het RP-toestel kan worden uitgerust met de
optie 'Modulatie'. Voor meer uitleg verwijzen
wij naar hoofdstuk 8 van dit document.
de
gewenste
toestellen
uitgerust
te
starten,
van
het
RP-type
opties,
zijn
of
voor
hoge
en
een
temperatuur
of
met
de
optie
volg
de
en
de
meertraps-
modulerende
en
lage
tweetraps-
6/18