UITGAVE 04/2015
GEBRUIKSAANWIJZING
De vloeistofspuitapparatuur moet indien nodig, minimaal echter om de 12 maanden
door een deskundige (bijv. WAGNER servicemonteur) op veilige toestand worden
gecontroleerd, conform de DGUV-regel 100-500.
- Bij stilgelegde apparaten kan de keuring worden uitgesteld tot de eerstvolgende
inbedrijfstelling.
Voer de werkstappen conform het hoofdstuk "Druk afl aten" uit:
- Als er om druk afl aten wordt gevraagd.
- Als de spuitwerkzaamheden onderbroken of gestopt worden.
- Voordat het apparaat extern gereinigd, gecontroleerd of onderhouden wordt.
- Voordat de spuitkop geïnstalleerd of gereinigd wordt.
Bij huidletsels door verf of spoelmiddelen:
Noteer welke verf of welk spoelmiddel u hebt gebruikt.
Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Letsel door terugstootkrachten voorkomen:
Zorg er bij bediening van het spuitpistool voor dat u stabiel staat.
Houd het spuitpistool niet te lang in dezelfde houding vast.
4.2.2
APPARAAT AARDEN
Wrijving, stromende vloeistoff en en lucht of elektrostatische coatingprocessen veroorzaken
opladingen. Bij een ontlading kunnen vonken of vlammen worden gevormd. Aarding
voorkomt een elektrostatische oplading.
Zorg dat het apparaat geaard is.
De te coaten werkstukken moeten worden geaard.
Zorg ervoor dat alle personen op de werkplek zijn geaard,
antistatische schoenen.
Draag tijdens spuitwerkzaamheden antistatische handschoenen. De aarding vindt
plaats via de handgreep van het spuitpistool.
De toevoer van het spuitmateriaal (reservoir voor spuitmateriaal, pomp enz.) moet
geaard zijn.
4.2.3
MATERIAALSLANGEN
Zorg ervoor dat het slangmateriaal chemisch bestand is tegen de materialen waarmee
wordt gespoten en de gebruikte spoelmiddelen.
Zorg ervoor dat de materiaalslang geschikt is voor de opgewekte druk.
Zorg ervoor dat op de gebruikte hogedrukslang de volgende informatie staat:
- fabrikant
- toegestane werkdruk
- fabricagedatum
BESTELNUMMER DOC2367552
Zie hoofdstuk "Aarding".
bijv.
door het dragen van
16