d)
Proportionele bedieningshendel en schakelaar voor inschakelen van rij-, stuur- en heffuncties.
Heffunctie: houd de functie-inschakelknop ingedrukt om de heffunctie op de bedieningshendel van het
platform in te schakelen. Verplaats de bedieningshendel in de richting die wordt aangegeven door de blauwe
pijl en het platform gaat omhoog. Verplaats de bedieningshendel in de richting die wordt aangegeven door
de gele pijl en het platform gaat omlaag. Het daalalarm moet klinken wanneer het platform wordt neergelaten.
Rijfunctie: houd de functieschakelaar ingedrukt om de rijfunctie op de platformbedieningshendel te
activeren. Beweeg de bedieningshendel in de richting van de blauwe pijl op het bedieningspaneel en de
machine beweegt in de richting van de blauwe pijl. Beweeg de bedieningshendel in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl op het bedieningspaneel en de machine beweegt in de richting die wordt
aangegeven door de gele pijl.
e)
Duimschakelaar voor stuurfunctie.
Druk op de linkerkant van de duimschakelaar en de machine draait in de richting aangegeven door de blauwe
driehoek op het platformbedieningspaneel. Druk op de rechterkant van de duimschakelaar en de machine
draait in de richting waarin de gele driehoek op het platformbedieningspaneel wijst.
f)
LED-aflezing die de elektrische hoeveelheid en de bedrijfscode aangeeft.
g)
Rijfunctieknop
Druk op deze knop om de rijfunctie te activeren. Als de bedieningshendel niet binnen zeven seconden
beweegt, druk dan opnieuw op de heffunctieknop.
a)
Rijsnelheidsknop
Druk op deze knop om het langzaam rijden te activeren. Het indicatielampje gaat branden wanneer het
langzaam rijden is ingeschakeld. Selecteer deze functie in de rijmodus.
2-6
Gebruiksaanwijzing