1. Peilstok
4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het
oliepeil moet tot aan de Vol-markering staan.
5. Als het oliepeil beneden de Vol-markering staat,
verwijdert u de vuldop
olie totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok
bereikt.
Niet te vol vullen.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen
de markeringen voor het minimum- en het
maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan
defect raken als er te veel of te weinig olie in het
carter is.
6. Plaats de vuldop en sluit de kap.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 150 bedrijfsuren
1. Verwijder de aftapplug
een opvangbak lopen.
2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u
de aftapplug terug.
3. Verwijder het oliefilter
4. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van
het nieuwe filter.
5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai
het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking
contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter
vervolgens nog eens 1/2 slag.
Belangrijk: Draai het filter niet te vast.
Figuur 33
2. Olievuldop
(Figuur
33) en vult u bij met
(Figuur
34) en laat de olie in
(Figuur
34).
6. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren.
1. Olieaftapplug
De gashendel afstellen
1. Beweeg de gashendel vooruit naar de voorkant van
de opening van de besturingspaneel en vervolgens
ongeveer 3 mm terug uit de vergrendelde vrijloopstand
SNEL.
2. Controleer de stand van de toerenregelaar op
de brandstofinjectiepomp van de motor. De
toerenregelaar moet contact maken met de schroef
die het toerental begrenst als de gashendel zich in de
(vergrendelde) stand SNEL bevindt
38
Figuur 34
2. Oliefilter
(Figuur
35).