1. Aftakasschakelaar
2. Oliedruklampje
3. Laadindicator
4. Urenteller
5. Schakelaar
differentieelslot
(optioneel – alleen
tweewielaandrijving)
6. Schakelaar
besturingsselectie (alleen
vierwielaandrijving)
7. Gashendel
Diagnoselampje (Alleen modellen met
vierwielaandrijving)
Dit gaat branden als er een fout in het systeem wordt ontdekt
(Figuur
7).
Gashendel
Met de gashendel
(Figuur
verhoogt het motortoerental door de gashendel naar Snel te
bewegen. U verlaagt het motortoerental door de gashendel
naar LANGZAAM te bewegen. Met de gashendel regelt u de
snelheid van de vermogenaftakas en in combinatie met het
tractiepedaal de rijsnelheid van de machine. Zet de gashendel
altijd op Snel als u werktuigen gebruikt.
Aftakasschakelaar
Met de aftakasschakelaar kunt u het werktuig in- en
uitschakelen
(Figuur
7).
Figuur 7
8. Diagnoselampje (alleen
vierwielaandrijving)
9. Contactschakelaar
10. Aansluitpunt
11. Optionele schakelaar
12. Schakelaar dek omhoog
13. Indicatielampje van
gloeibougies
14. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
7) regelt u het motortoerental. U
Schakelaar besturingsselectie (alleen
modellen met vierwielaandrijving)
Druk de schakelaar voor de besturingsselectie achteruit om
de vierwielbesturing in te schakelen en vooruit om terug te
keren naar tweewielbesturing
Urenteller
De urenteller
(Figuur
7) registreert het aantal uren dat de
motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als het
contactsleuteltje op Lopen staat Gebruik deze tijden om
regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen.
Indicatielampje van gloeibougie (oranje
lampje)
Het indicatielampje van de gloeibougie
branden als het contactsleuteltje op Aan wordt gedraaid. Het
lampje blijft 6 seconden branden. Als het indicatielampje
dooft, kan de motor worden gestart.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Dit lampje gaat branden en de maaimessen stoppen als de
temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt
7). Als de machine niet tot stilstand wordt gebracht en de
temperatuur van de koelvloeistof nog eens 10 °C stijgt, zal
de motor afslaan.
Belangrijk: Als het werktuig wordt uitgeschakeld en het
waarschuwingslampje brandt, moet u de aftakasknop
indrukken, naar een veilig vlak terrein rijden, de
gashendel op Langzaam zetten, het tractiepedaal naar
de neutrale stand laten komen en de parkeerrem in
werking stellen. Laat de motor een paar minuten
stationair lopen om deze te laten afkoelen tot een veilige
temperatuur. Zet de motor af en controleer het peil van
de koelvloeistof; zie Het koelsysteem controleren
Laadindicator
De laadindicator licht op indien het laadcircuit van het
systeem defect is
(Figuur
Oliedruklampje
Het oliedruklampje
(Figuur
motoroliedruk gevaarlijk laag is. Als de oliedruk te laag is,
moet u de motor onmiddellijk afzetten en nagaan wat de
oorzaak is. Herstel het defect voordat u de motor weer start.
Brandstofmeter
De brandstofmeter
(Figuur
er in de tank zit.
16
(Figuur
7).
(Figuur
7) gaat
(Figuur
7).
7) licht op indien de
8) geeft aan hoeveel brandstof