Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Invertek Drives Optidrive Eco Handleiding pagina 43

Verberg thumbnails Zie ook voor Optidrive Eco:
Inhoudsopgave

Advertenties

Par
Parameternaam
P2-18
Functieselectie relaisuitgang 2 (klemmen 17 & 18)
Bepaalt de functie van relaisuitgang 2. Relaisuitgang 2 heeft een NO contact. Wanneer de uitgang hoog is, is het NO contact
gesloten (klem 17 en 18).
Parameters P2-19 en P2-20 worden gebruikt als grenzen voor P2-18. De uitgang wordt hoog wanneer het geselecteerde signaal
boven de ingestelde grens komt van parameter P2-19. De uitgang wordt weer laag wanneer het geselecteerde signaal onder de
grens komt van parameter P2-20.
0 : Regelaar in "RUN". De uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar "OK". De uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2 : Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3 : Motorsnelheid > 0.0. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter is dan 0,0 Hz/rpm.
4 : Motorsnelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele motorsnelheid groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
5 : Motorstroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele motorstroom groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
6 : Motorkoppel >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer het actuele motorkoppel groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
7 : Signaalniveau analoge ingang 2 >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer het signaalniveau van de analoge ingang 2
groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
8 : Slave pomp 1 aansturing. Zie hoofdstuk 7. 1 , Pump staging –DOL Cascade voor meer informatie.
9 : "Fire Mode" Actief. Uitgang wordt hoog wanneer de "Fire Mode" geactiveerd is (de "Fire Mode" ingang is hoog).
10 : Onderhoud noodzakelijk. Uitgang wordt hoog wanneer de onderhoudstimer afloopt ten teken dat onderhoud noodzakelijk is.
11 : Regelaar vrijgegeven. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar in Auto-mode staat, er geen trips zijn en het noodstop
circuit OK is.
12 : Regelaar "fout". De uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft. Het display geeft de foutcode weer.
13 : Status STO ingangen. De uitgang wordt hoog wanneer beide STO ingangen hoog zijn en de regelaar "OK" is.
14 : PID fout >= grens. De uitgang wordt hoog wanneer de PID fout (verschil tussen setpoint en gemeten waarde) groter of gelijk
is aan de ingestelde grenzen.
15 : Detectie over/onderbelasting (pompblokkade). De uitgang wordt hoog wanneer de belastingsmonitor is
geactiveerd d.m.v. de parameters P8-06 t/m P8-08 en wanneer er een over/onderbelastingssituatie is gedetecteerd.
P2-19
Bovengrens 2 (Analoge uitgang 2 / Relaisuitgang 2)
Instelbare bovengrens voor P2-13 en P2-18, zie P2-13 of P2-18 voor meer informatie.
P2-20
Ondergrens 2 (Analoge uitgang 2 / Relaisuitgang 2)
Instelbare ondergrens voor P2-13 en P2-18, zie P2-13 of P2-18 voor meer informatie.
P2-21
Schaleringsfactor weergave variabele display
Bepaalt de factor voor het geschaleert weergeven van een bepaalde variabele in het display.
De variabele die gekozen wordt met P2-22 wordt geschaleert met de factor van P2-21.
P2-22
Selectie weergave variabele voor scalering
Onderstaande variabelen kunnen worden geselecteerd om gescaleerd te worden.
0: Motorsnelheid
1: Motorstroom
2: Analoge ingang 2
3: Parameter P0-80
LET OP Parameters P2-21 & P2-22 maken het mogelijk om een weergave variabele naar keuze te scaleren (bijv. de weergave van
de snelheid van een lopende band in meters per seconde i.p.v. de motorsnelheid in omwentelingen per minuut) .
De geselecteerde weergave variabele (P2-22) wordt vermenigvuldigd met de factor die is ingesteld bij P2-21. Deze functie is
uitgeschakeld wanneer P2-21 = 0.
P2-23
Stilstandswachttijd ("Zero Speed Holding Time")
Bepaalt de tijd dat de frequentieregelaar 0,0 Hz uitstuurt nadat de er een stopcommando is geweest. Na deze wachttijd stop de
regelaar met uitsturen.
P2-24
Schakelfrequentie
Effectieve schakelfrequentie van de uitgangstrap. Een hogere schakelfrequentie levert minder geluid op in de motor en een mooiere
motorstroom. Nadeel van de hogere schakelfrequentie is dat de interne verliezen hoger zijn (meer warmteverliezen).
LET OP Derating van de motorstroom kan noodzakelijk zijn wanneer de schakelfrequentie hoger wordt ingesteld dan de
fabrieksinstelling. Zie hoofdstuk 1 1.8.3. Derating bij een hogere schakelfrequentie voor meer informatie.
P2-25
Deceleratie tijd snelle stop
Dit is een alternatief voor de normale deceleratie tijd.
De snelle stop wordt automatisch geselecteerd wanneer de netspanning wegvalt en P2-38 = 2.
Wanneer P2-25=0.0, zal de motor vrij uitlopen.
De snelle stop kan ook geselecteerd worden door de vrij programmeerbare ingangen (P1-13 =0). D.m.v. de parametergroep 9 en
de software kan dit worden geprogrammeerd.
Wanneer P2-25 > 0, P1-02 > 0, P2-10 = 0 en PP2-09 = P1-02, dan wordt de tijd van P2-25 gebruikt als aparte acc. en dec. tijd.
Deze tijden gelden tot de minimale snelheid. Bij pomp en compressor toepassingen kan hier handig gebruik van gemaakt worden om
de applicatie snel te starten en te stoppen.
www.invertekdrives.com
Minimaal
Maximaal
Standaard
0
15
P2-20
200.0
0.0
P2-19
-30.000
30.000
0
3
0.0
60.0
Regelaar afhankelijk
0.00
240.0
Versie 3.07 | Optidrive Eco gebruikershandleiding | 43
Eenheid
0
-
100.0
%
0.0
%
0.000
-
0
-
0.2
Seconden
kHz
0.0
Seconden
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Odv-3-220043-1f12-snOdv-3-220070-1f12-snOdv-3-220105-1f12-snOdv-3-220043-3f12-tnOdv-3-220070-3f12-tnOdv-3-220105-3f12-tn ... Toon alles

Inhoudsopgave