4.11.10. Inschakelen van de "STO" functie
De "STO" functie is altijd ingeschakeld in de frequentieregelaar en is niet afhankelijk van parameters of de status van de
frequentieregelaar. Om ervoor te zorgen dat de regelaar niet onmiddellijk start nadat het STO circuit onder spanning staat, moet de
'startmodus' (P2-36) worden ingesteld op 'Edge-r' in tegenstelling tot de standaardwaarde van 'Auto-0'. Dit houd in dat wanneer de
regelaar klaar is om te gaan uitsturen (STO circuit actief en de regelaar OK), deze alleen zal gaan starten als het een stijgende flank
ziet op de start ingang.
4.11.1 1. Het testen van de "STO" functie
Voordat het totale systeem in bedrijf gesteld wordt zal eerst de "STO" functie getest moeten worden. Er moeten de volgende testen
uitgevoerd worden:
Wanneer de motor stilstaat en er geen start commando wordt gegeven (start commando instelbaar via P1-13):
o Maak het signaal laag op de "STO" ingangen (regelaar zal "InHibit" in het display weergegeven).
o Geef een start commando (instelbaar via P1-13) en controleer of de regelaar in de status "InHibit" blijft staan. De werking van
de "STO" ingangen moet gelijk zijn zoals in hoofdstuk 4. 1 1.3. "STO" werking en 4. 1 1.4. "STO" Status en monitoring op pagina
28.
Wanneer de motor draait nadat de regelaar een start commando heeft gekregen:
o Maak het signaal laag op de "STO" ingangen.
o De werking van de "STO" ingangen moet gelijk zijn zoals in hoofdstuk 4. 1 1.3. "STO" werking en 4. 1 1.4. "STO" Status en
monitoring "STO" Function Maintenance.
De "STO" functie moet worden meegenomen in het onderhoudsschema zodat de "STO" functie minimaal een keer per jaar op
correcte werking wordt gecontroleerd. Tevens moet de "STO" functie extra worden gecontroleerd wanneer er veranderingen/
werkzaamheden aan het veiligheidssysteem plaatsvinden.
Zie hoofdstuk 12. 1 . Overzicht foutmeldingen voor meer informatie over de betreffende fouten van het veiligheidscircuit.
4
30 | Optidrive Eco gebruikershandleiding | Versie 3.07
www.invertekdrives.com