Deze handleiding is bedoeld als richtlijn voor de juiste aansluiting/bedrading van de frequentieregelaars. Invertek Drives Ltd kan niet
aansprakelijk worden gesteld voor het niet voldoen aan eisen die lokaal, nationaal of internationaal worden gesteld, met betrekking op
de juiste installatie van de frequentieregelaars en de bijbehorende onderdelen. Er kan persoonlijk letsel of beschadiging van de installatie
optreden wanneer de opgegeven waarschuwingen niet in acht worden genomen.
De tussenkring van de Optidrive Eco frequentieregelaar bestaat uit condensatoren. Na het uitschakelen van de voedingsspanning duurt
het een bepaalde periode voordat ze leeg zijn. Let erop dat wanneer er werkzaamheden moeten worden verricht aan de regelaar
eerst de hoofdspanning veilig wordt afgeschakeld en vervolgens 10 minuten gewacht wordt totdat de condensatoren zeker leeg zijn.
Wanneer er na het uitschakelen van de voedingsspanning geen rekening wordt gehouden met de tussenkringspanning kan dit leiden
tot lichamelijke verwondingen of dodelijk letsel.
Alleen gekwalificeerd elektrisch personeel met kennis van de installatie en die op de hoogte zijn van de gevaren mogen de frequentieregelaar
installeren, in bedrijf stellen, bedienen en onderhouden. Lees het handboek eerst goed door voordat er begonnen wordt met installatie en
inbedrijfstelling.
4.2. Aardverbindingen
4.2.1. Aardingsrichtlijnen
De veiligheidsaarde moet aangesloten worden volgens de lokale regels en richtlijnen. De aardklem van elke Optidrive moet
verbonden worden de veiligheidsaardrail om aanraakspanningen binnen de gestelde veiligheidsgrenzen te houden. De
aardklem van elke Optidrive moet ook (via het externe EMC filter indien aanwezig) met een zo kort mogelijke kabel verbonden
worden met een aardrail. De aarding moet niet tussen de verschillende Optidrives of andere apparatuur worden doorgelust. De
aardingsimpedantie moet voldoen aan alle industriele veiligheidseisen.
De integriteit van de aarding van de regelaar moet periodiek worden gecontroleerd.
4.2.2. Geleider veiligheidsaarde
De oppervlakte van de doorsnede van de PE-geleider moet ten minste gelijk zijn aan dat van de binnenkomende voedingsgeleider.
4.2.3. Motoraarde
De motoraarde moet lokaal verbonden zijn met de aarde om de motor aanraakveilig te maken en de motoraarde moet verbonden
zijn met een van de aardklemmen van de regelaar.
4.2.4. Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is het mogelijk dat er een lekstroom naar aarde is. De Optidrive is zodanig ontworpen dat de
lekstroom tot een minimum beperkt is maar toch voldoet aan alle wereldwijde EMC eisen. De hoogte van de lekstroom is afhankelijk
van demotorkabellengte, type en de schakelfrequentie. Bij een aardlekbeveiliging moeten de volgende voorwaarden in acht worden
genomen:
Een type B aardlekbeveiliging moet worden gebruikt
Voor elke Optidrive moet een individuele aardlekschakelaar worden gebruikt.
De aardlekschakelaar moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom heeft.
De aardlekschakelaar moet niet gevoelig zijn voor een lekstroom met hoge frequenties.
4.2.5. Aarding van de afgeschermde kabels
De afscherming van de motorkabel dient aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard
worden via een EMC wartel. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde aan aarde te worden gelegd (EMC
wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde. Zie hoofdstuk 4.3. Installatie volgens
EMC richtlijnen op pagina 20.
www.invertekdrives.com
Versie 3.07 | Optidrive Eco gebruikershandleiding | 19
4