LET OP!
Er moet een vraag naar verwarming, koeling
of warmtapwater zijn om de compressor te
starten.
Voorzichtig!
U kunt de compressor beter niet te vaak snel-
starten gedurende een korte periode, want
hierdoor zouden de compressor en zijn neven-
apparatuur kunnen beschadigen.
MENU 5.9 - VLOERDROOGFUNCTIE
duur periode 1 – 7
Instelbereik: 0 – 30 dagen
Fabrieksinstelling, periode 1 – 3, 5 – 7: 2 dagen
Fabrieksinstelling, periode 4: 3 dagen
temp. periode 1 – 7
Instelbereik: 15 – 70 °C
Standaardwaarde:
temp. periode 1
temp. periode 2
temp. periode 3
temp. periode 4
temp. periode 5
temp. periode 6
temp. periode 7
Stel hier de functie drogen ondervloer in.
U kunt maximaal zeven tijdsperioden instellen met ver-
schillende, berekende aanvoertemperaturen. Als er
minder dan zeven perioden worden gebruikt, moeten
de resterende tijdsperioden worden ingesteld op 0 da-
gen.
Vink het actieve venster aan om de functie vloerdrogen
te activeren. Een teller onderin toont het aantal dagen
dat de functie actief is geweest.
Voorzichtig!
Tijdens het drogen van de vloer draait de circu-
latiepomp van het afgiftesysteem op 100%,
ongeacht de instelling in menu 5.1.10.
TIP
Als bedrijfsstand "add. heat only" moet worden
gebruikt, kiest u dit in menu 4.2.
54
Hoofdstuk 8 | Regeling – Menu's
TIP
Het is mogelijk om een logging op te slaan van
het drogen van een vloer die laat zien wanneer
de betonplaat de juiste temperatuur heeft be-
reikt. Zie paragraaf
vloer" op pagina 58.
MENU 5.10 - LOG MET WIJZIGINGEN
Hier kunt u eerdere wijzigingen in het regelsysteem af-
lezen.
Datum, tijd en ID-nr. (uniek voor bepaalde instellingen)
en de nieuwe ingestelde waarde worden aangegeven
voor iedere wijziging.
LET OP!
Het log met wijzigingen wordt opgeslagen bij
herstarten en blijft ongewijzigd na fabrieksin-
stelling.
MENU 5.11 - WARMTEPOMPINSTELLINGEN
Instellingen voor de geïnstalleerde warmtepomp kunnen
in de submenu's worden verricht.
20 °C
MENU 5.11.1 - EB101
30 °C
40 °C
Verricht hier de instellingen die specifiek zijn voor de
45 °C
geïnstalleerde warmtepomp en laadpomp.
40 °C
MENU 5.11.1.1 - WARMTEPOMP
30 °C
Verricht hier de instellingen voor de geïnstalleerde
20 °C
warmtepomp. Zie voor de mogelijke instellingen de in-
stallatiehandleiding voor de warmtepomp.
MENU 5.11.1.2 - LAADPOMP (GP12)
bedrijfsstand
Instelbereik: auto / intermitterend
Standaardwaarde: auto
Stel hier de bedrijfsstand van de laadpomp in.
auto: De laadpomp draait volgens de huidige bedrijfs-
stand van de VVM 500.
intermitterend: De laadpomp start en stopt 20 seconden
voor en na de compressor in de warmtepomp.
"Loggen van drogen van
NIBE VVM 500