Schemabetchrijving 3l
C. Triggerimpulsvormer
Deze bestaat uit de Schmitt-trigger B403-
B403' en de katodegekoppelde buizen B402-
B402'. De triggerspanning wordt gekozen
met SK5.
Ter verklaring van de werking wordt uitge-
gaan van de toestand B403 geleidend —
B403' afgeknepen. Dan is de anodespanning
van B403 en dus ook de roosterspanning
van B403' laag. Als een negatief gericht sig-
naal van de anode B402 op het le rooster van
B403 komt, daalt de roosterspanning van
B403 en de Schmitt-trigger schakelt om naar
de toestand B403 afgeknepen — B403' gelei-
dend. Aan de anode van B403' daalt de span-
ning dus met een sprong. Deze spannings-
sprong wordt met 'behulp van C508-R514 ge-
differentieerd tot een smalle triggerimpuls, die
de tijdbasis kan starten.
Als daarna de spanning aan de anode van B402
weer stijgt, komt de Schmitt-trigger terug in
de toestand B403 geleidend — B403' afge-
knepen. Is de anodespanning van B402 een
wisselspanning, dan ontstaat aan de anode
van B403' een kanteelspanning die door
C508-R514 wordt gedifferentieerd tot posi-
tieve en negatieve impulsen. Met SK5 kan als
triggerspanning worden gekozen een spanning
uit
de
Y-versterker
(standen
-~--„L.F.",
„—L.F.", „+H.F." en „—H.F.") of een in-
terne spanning met de netfrequentie (standen
„-F 50 Hz" en „-50 Hz").
Triggeren met een externe spanning is even-
eens mogelijk. In dat geval moet de externe
triggerspanning worden aangesloten op de
schakelstekerbus BU3 („EXT. TRIGG.").
Als in deze bus een steker wordt gestoken,
schakelt SK8 om waardoor de interne trigger-
spanning wordt afgeschakeld en de externe
spanning met de ingang van de triggerimpuls-
vormer wordt verbonden.
De triggerspanning uit de Y-versterker wordt
van de anode van B3 afgenomen en via de
katodevolger B401 aan SK5 toegevoerd.
De triggerspanning met de netfrequentie
wordt afgenomen van wikkeling S8 van de
voedingstransformator en via het filter R405-
C405 aan SK5 toegevoerd.
Om zowel op positief als op negatief gaande
spanningen te kunnen triggeren (keuze -}- of
—) kan d.m.v. SK5 de gekozen spanning met
gl-B402' of met gl-B402 worden verbonden.
In het eerste geval is de spanning aan de anode
van B402 in fase met de ingangsspanning en
wordt de tijdbasis gestart op het negatief
gaande deel hiervan. In het tweede geval is
de spanning aan de anode van B402 in tegen-
fase met de ingangsspanning, zodat de tijd-
basis wordt gestart op het positief gaande deel
hiervan.
De drempelspanningen van de Schmitt-trig-
ger B403-B403' worden ingesteld met R426.
Deze potentiometer is zo ingesteld dat, ook
bij een kleine triggerspanning, B403-B403'
omschakelt en een triggerimpuls ontstaat. Om
ook bij lage frequenties een grote triggerge-
vceligheid te verkrijgen, moet de tijdconstante
van het ingangscircuit (C402-R407 of C402-
R419) groot zijn. Deze grote tijdcotstante
heeft echter een nadeel. Wordt nl. het beeld
in verticale richting verschoven, dan ontstaat
er in de Y-versterker een plotselinge span-
ningstijging of spanningsdaling die via C402
op het stuurrooster van B402 of B402' komt.
Heeft nu het roostercircuit van B402 (of
B402') een grote tijdconstante, dan wordt het
triggerniveau zoveel verstoord, dat de trigger-
spanning tijdelijk niet meer in staat is de
Schmitt-trigger om te schakelen en de tijdbasis
wordt dus niet gestart. Is dus de RC-tijd van
het ingangscircuit te groot, dan kan het voor-
komen dat het beeld gedurende enige tijd ver-
dwijnt als de knop „~ VERT. ~-" (R6)
wordt verdraaid. Daarom wordt in de standen
„-F H.F." en „—H.F." van SK5 een kleine
capaciteit (C403) in serie ingeschakeld met
C402. Bij extern triggeren is het ingangscir-
cuit gelijkspanningsgekoppeld als SK5 in de
stand „-~-L.F." of „—L.F." staat (standen 1
en 2 van SK5). In de standen „-F H.F." en
„—H.F." is ook bij extern triggeren C403 in-
geschakeld.