30
Schemabe.rchrijv%ng
Getriggerde tijdbasis
In het in de vorige par. omschreven geval
oscilleert de tijdbasis vrij, doordat de Schmitt-
trigger B502-B502' steeds door de stijgende
en dalende katodespanning van B503 wordt
omgeschakeld. Het niveau van de katodespan-
ning van B503 kan echter met R9 zoveel wor-
den verhoogd, dat de spanningsdaling die bij
de terugslag optreedt net niet groot genoeg is
om de Schmitt-trigger om te schakelen, Hij
blijft dan in de toestand B502 geleidend —
B502' afgeknepen. Elke periode van de
tijd-
basisspanning (heenloop) moet dan worden
ingeleid door een negatief gerichte triggerim-
puls op het le rooster van B502. In dat geval
spreekt men van „getriggerde tijdbasis".
Amplitude van de tijdbasisspanning
Zoals uit het voorgaande blijkt, schakelt de
Schmitt-trigger om zodra de bovenste of de
onderste drempelspanning wordt overschre-
den. De amplitude van de zaagtandspanning
op het stuurrooster van B502 is dus precies
gelijk aan het verschil van de beide drempel-
spanningen. Deze amplitude is echter een
door de spanningsdeler R530-R531 -R532-
R533 bepaald deel van de totale, aan de ka-
tode van B503' aanwezige zaagtandspanning.
Wordt R532 anders ingesteld, dan verandert
ook de deelverhouding. De totale amplitude
stelt zich echter zo in, dat het via B503 naar
Het regelen van de looptijd
De helling van de spanning aan de anode van
B504 —dus ook van de tijdbasisspanning —
is afhankelijk van de capaciteit van C510-0520
en van de stroom waarmee deze wordt opge-
laden.
Met SK6 kunnen 4 verschillende tijdbasiscon-
densatoren worden gekozen (C510, C511//
C513, C515//C516 en C519//C520), terwijl
R544 alleen of in serie met R547, R548 of
De triggerimpulsen worden geleverd door de
„triggerimpulsvormer" (zie par. C), die posi-
tieve en negatieve impulsen met een constan-
te amplitude levert. Als de tijdbasis eenmaal
door een negatieve triggerimpuls is gestart,
blijft de Schmitt-trigger B502-B502' vergren-
deld totdat, aan het eind van de heenloop, de
katodespanning van B503 zover is gestegen,
dat de bovenste drempelspanning wordt over-
schreden en
B502
weer geleidend wordt en
B502' afgeknepen (terugslag).
De Schmitt-trigger blijft in de toestand B502
geleidend — B502' afgeknepen totdat de vol-
gende negatieve triggerimpuls op het le roos-
ter van B502 komt.
B502
teruggekoppelde deel weer precies gelijk
is aan de oorspronkelijke waarde. Met R532
kan dus de amplitude van de tijdbasisspan-
ning en daarmee de lengte van de tijdbasis-
lijn op het scherm worden ingesteld. Als R532
wordt verdraaid, verandert ook de gelijkspan-
ning aan de katode van B503, dus ook op het
rooster van
B502. Om
de tijdbasis dan weer
zowel getriggerd als vrijlopend in te kunnen
stellen moet dan meestal R518 worden bij-
gesteld (voor de wijze van instellen zie
„7'riggerrtabiliteit en t~dba.ri.r.rpanning" op
blz. 43) .
R549 de laadstroom regelt. Hierdoor zijn in
totaal 8 geijkte looptijden beschikbaar die in
stappen kunnen worden ingesteld.
Bovendien kan de laadstroom (looptijden)
continu worden geregeld met R10 in iedere
stand van SK6. Als R10 geheel rechtsom
staat zijn alle looptijden per cm geijkt. De
looptijden worden op de juiste waarde inge-
steld met C510,
C511, C515 en C519.
1
1
1
L
1
1
Y
1
1
1
1
1