Inhoudsopgave
Advertenties
Normale inspectie
• Het onderhoud en de inspectie worden normaal gesproken beschouwd als de zorg en plicht van
de gebruiker, maar wanneer de gebruiker om enige reden niet in staat is deze taken uit te voeren,
kunnen ze worden uitgevoerd door bevoegde onderhoudsmedewerkers. Neem contact op met uw
lokale dealer of met een J. MORITA OFFICE voor details.
• Deze unit moet één keer per jaar worden gecontroleerd op alle punten op de volgende lijst.
• Aan het begin en einde van elke werkdag moet worden gecontroleerd of de apparatuur zonder
problemen aan- en uitgezet kan worden door de hoofdschakelaar AAN en UIT te zetten.
• De inspectiepunten die zijn gemarkeerd met * mogen alleen worden uitgevoerd door het
servicepersoneel voor verdere preventieve controles en preventief onderhoud gedurende de
levensduur van het apparaat.
• Neem contact op met uw lokale dealer of met een J. MORITA OFFICE voor reparaties of andere
diensten.
Lijst voor normale inspectie
Stroomvoorziening en fysieke stabiliteit
1. Spanning stroomvoorziening
* Gebruik een digitale of analoge tester om het spanningsniveau van de unit te meten.
De resultaten moeten 120 V AC ±10% zijn voor EX-1 en 220/230/240 V AC ±10% voor EX-2.
2. Aardingsaansluiting
Controleer de aardingsaansluiting om er zeker van te zijn dat deze stevig en juist is aangesloten.
3. Borgbouten voor vloer en basis
Controleer de borgbouten voor de vloer en basis.
Controleer of de vloer waterpas is en of de borgbouten niet los zijn gaan zitten.
4. Bouten en schroeven vastgedraaid
Controleer alle bouten en schroeven van de unit.
Zorg ervoor dat alle bouten op hun plek zitten en stevig zijn aangedraaid.
5. Elektrisch circuit
Zorg ervoor dat alle bedrading en verbindingen intact zijn. * De bedrading in de behuizing mag
alleen worden geïnspecteerd door het gekwalificeerde servicepersoneel.
6. LAN-kabels
Zorg ervoor dat geen van de kabels zijn geknikt of afgekneld en dat ze stevig zijn verbonden
7. Uiterlijk en labels
Zorg ervoor dat de behuizing, panelen, enz. niet zijn beschadigd, gebarsten, los zitten of vuil zijn.
Zorg ervoor dat de labels voor de classificatie, buis en lasers op hun plek zitten en goed
vastzitten.
8. Hoofdknop
Schakel de hoofschakelaar in en uit en controleer of het hoofdlampje op het bedieningskastje
oplicht.
9. Noodstopschakelaar
Schakel de hoofdschakelaar in en druk vervolgens op de noodstopschakelaar.
Controleer of de stroom uitgaat. (Het hoofdlampje op het bedieningskastje gaat uit.)
10. Auto-positionering (AF) patiënt
Plaats een testobject. Druk op de toetsen Patiënttype en controleer of de arm naar voren en naar
achteren beweegt. Herhaal dit driemaal met het testobject iedere keer op een andere plek.
Controleer of de auto-positioneringssensor probleemloos op en neer beweegt.
11. Lichtbundels
Controleer of de bundels van het mid-sagittale vlak, het Frankfort-vlak en de beeldlaag oplichten
en in en uit kunnen worden geschakeld. Controleer ook of de bundels van het mid-sagittale vlak,
het Frankfort-vlak en de beeldlaag probleemloos bewegen.
12. Patiëntgrepen
Controleer of de grepen stevig en op de juiste manier vastzitten.
72
Advertenties
Inhoudsopgave
