VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
BEDIENINGSPANEEL
De indicaties op het
bedieningspaneel kunnen
verschillen afhankelijk
van het land en gebied.
Tiptoetsenpaneel
1
De status van het apparaat, meldingen en
tiptoetsen worden op het paneel weergegeven.
Het display toont de printstatus, de kopieerstatus
of de status van de netwerk scanner,
overeenkomstig de geselecteerde functie. Voor
details, zie de volgende pagina.
Functieselectietoetsen en indicaties
2
worden gebruikt om de displayfunctie van het
tiptoetsenpaneel om te schakelen.
[KOPIE] toets
Indrukken om de kopieerfunctie te selecteren.
[AFDRUKKEN] toets/ONLINE indicatie/
DATA indicatie
Indrukken om de printfunctie te selecteren.
• ONLINE indicatie
Er kunnen printgegevens worden ontvangen
wanneer deze indicatie brandt.
• DATA indicatie
Er is een printopdracht in het geheugen. De
indicatie brandt continu zolang de opdracht in
het geheugen is en knippert wanneer de
opdracht wordt geprint.
[SCANNEN] toets/DATA indicatie (wanneer de
netwerk scanner optie geïnstalleerd is.)
Indrukken om de netwerk scanfunctie te
selecteren wanneer de netwerk scanner optie
geïnstalleerd is.
• DATA indicatie
Brandt continu of knippert wanneer er een
scanafdruk wordt verzonden.
(Zie "gebruiksaanwijzing (voor netwerk
scanner)").
[FAX] toets/LINE indicatie/DATA indicatie
(wanneer de faxoptie is geïnstalleerd.)
Indrukken om de faxfunctie te selecteren
wanneer de faxoptie geïnstalleerd is.
• LINE indicatie
deze brandt terwijl er faxberichten worden
verzonden of ontvangen.
• DATA indicatie
Knippert wanneer er een faxbericht in het
geheugen wordt ontvangen en brandt continu
wanneer er een faxbericht in het geheugen
10
1
KOPIE
ON LINE
AFDRUKKEN
DATA
SCANNEN
DATA
LINE
FAX
DATA
GEBRUIKERSINSTELLINGEN
TAAKSTATUS
ACC.#-C
2
3
4
5
wacht op het verzenden.
(Zie gebruiksaanwijzing voor faxtoestel.)
[TAAKSTATUS] toets
3
Indrukken om de actuele job status weer te geven.
(p.12)
[GEBRUIKERSINSTELLINGEN] toets
4
gebruik deze toets om de diverse instellingen van
de machine af te stellen, het contrast van het
tiptoetsenpaneel en de key operator programma's
inbegrepen. (p.52)
Numerieke toetsen
5
Hiermee worden numerieke waarden voor diverse
instellingen ingevoerd.
[ACC.#-C] toets
6
Wanneer de auditfunctie ingeschakeld is, drukt u
op deze toets nadat u een opdracht heeft voltooid
om terug te keren naar het stand-by-bedrijf voor
het invoeren van een accountnummer.
[#/P] toets (
)
7
Met deze toets kunt u een opdrachtprogramma in
de kopieerfunctie uitvoeren. De toets wordt ook
gebruikt voor het kiezen in de faxmodus.
[WISSEN] toets (
8
Druk op deze toets om een aantal kopieën
instelling te wissen of een opdrachtprogramma te
annuleren.
[START] toets (
9
Druk deze toets in tijdens de kopieerfunctie,
scannerfunctie of faxfunctie om te beginnen met
het kopiëren, netwerk scannen of faxen.
Deze toets knippert wanneer de automatische
stroom-uitschakelfunctie geactiveerd is. Druk deze
toets in om terug te keren naar de normale
werking.
[ONDERBREKEN] key (
10
hiermee kunt u een onderbreken
kopieerbewerking uitvoeren. (p.34)
[ALLES WISSEN] toets (
11
Stel de instellingen terug op de oorspronkelijke
instellingen.
6
7
8
9
10
)
)
)
)
11