2. Als het zuurstofniveau het HOOG-alarminstelpunt of het LAAG-alarminstelpunt overschrijdt,
zal de alarmindicator op het voorpaneel oplichten om een toestand van ofwel hoge of lage
zuurstof aan te geven. Het alarm zal stoppen, wanneer de zuurstofniveaus zich binnen de
limieten bevinden, of wanneer de limieten worden aangepast.
OPMERKING: De MaxBlend 2 zal de zuurstofconcentratie van het gas dat van de blender gele-
verd wordt, monitoren, ongeacht welke uitlaatpoort in gebruik is. Daarom heeft de geïnte-
greerde flowmeter uiteindelijk geen effect op de zuurstofdetectie.
2.3 Procedure voor de instelling van de alarmen
2.3.1 Instelling van het laag alarm
Om de instelling van het laag alarm aan te passen:
1. Druk op de ontgrendelingsknop
De pictogrammen LAAG, SMART ALARM, CAL en HOOG zullen beginnen knipperen en de
INGESTELDE BEDRIJFSMODUS aangeven.
2. Druk op de OMLAAG-knop (laag alarm)
OPMERKING: De cijfers van het laag alarm zullen beginnen knipperen om de manuele instelling van
het laag alarm aan te geven.
3. Gebruik de OMHOOG-
en OMLAAG
gewenste waarde in te stellen. Door op de pijltjesknoppen te drukken wordt de waarde in
stappen van 1% veranderd. Als de knoppen voor langer dan 1 seconde ingedrukt gehouden
worden, zal het scherm tegen een snelheid van 1% per seconde scrollen.
OPMERKING: Als er meer dan 30 seconden zitten tussen de activeringen van de knoppen, zal het
systeem de laatste instelling voor laag alarm opslaan en teruggaan naar de normale werking. Als dit
onbedoeld gebeurt, herhaal dan gewoon de alarminstellingsprocedure.
Er is een bijzondere toestand waarin het alarm voor laag zuurstof ingesteld kan worden onder 18%.
Druk om deze toestand te openen gedurende drie seconden op de OMLAAG-knop, terwijl er op het
scherm 18% wordt weergegeven. De alarminstelling kan nu aangepast worden naar 17, 16, of 15%.
Er zal een balkje knipperen boven de instelling om aan te geven dat het alarm ingesteld is op deze
bijzondere toestand van <18%.
De lage alarmwaarde kan niet lager dan 15% worden ingesteld en kan niet meer dan 1% verschillen
van de hoge alarmwaarde. Als het hoog alarm bijvoorbeeld ingesteld is op 25%, zal het systeem
geen laag alarm aanvaarden dat groter is dan 24%.
Wanneer de lage alarmwaarde ingesteld is, drukt u opnieuw op de ontgrendelingsknop om de
instelling van het laag alarm te accepteren en terug te gaan naar de normale werking.
OPMERKING: De standaardinstelling van het laag alarm bedraagt 18% O2. Als de batterijen verwijderd
worden of als de unit wordt UITgeschakeld, zal het de laagalarmlimiet teruggesteld worden op 18%.
2.3.2 Instelling van het hoog alarm
Om de instelling van het hoog alarm aan te passen:
1. Druk op de ontgrendelingsknop om het toetsenbord te ontgrendelen. Opmerking: De
pictogrammen LAAG, SMART ALARM, CAL en HOOG zullen beginnen knipperen en de
INGESTELDE BEDRIJFSMODUS aangeven.
2. Druk op de OMHOOG-knop (hoog alarm) op het toetsenbord.
OPMERKING: De cijfers van het hoog alarm zullen beginnen knipperen om de manuele instelling van
het hoog alarm aan te geven.
3. Gebruik de OMHOOG- en OMLAAG-knoppen om het hoog alarm op de gewenste waarde
in te stellen. Door op de pijltjesknoppen te drukken wordt de waarde in stappen van 1%
veranderd. Als de knoppen voor langer dan 1 seconde ingedrukt gehouden worden, zal het
scherm tegen een snelheid van 1% per seconde scrollen.
OPMERKING: Als er meer dan 30 seconden zitten tussen de activeringen van de knoppen, zal het
systeem de laatste instelling voor laag alarm opslaan en teruggaan naar de normale werking. Als dit
onbedoeld gebeurt, herhaal dan gewoon de alarminstellingsprocedure.
4. Wanneer de instelling van het hoog alarm ingesteld wordt boven 100%, zal het hoog alarm
twee streepjes – – aangeven. Deze bijzondere toestand schakelt het hoog alarm uit of
deactiveert het.
5. Wanneer de hoge alarmwaarde ingesteld is, drukt u opnieuw op de ontgrendelingsknop om
de instelling van het hoog alarm te accepteren en terug te gaan naar de normale werking.
OPMERKING: De standaardinstelling van het hoog alarm bedraagt 50% O2. Als de batterijen ver-
wijderd worden, zal de hoogalarmlimiet opnieuw op 50% worden ingesteld.
NEDERLANDS
om het toetsenbord te ontgrendelen. Opmerking:
op het toetsenbord.
-knoppen om het laag alarm op de
2.3.3 Modus van het smart alarm
1. Druk op de ontgrendelingsknop
Opmerking: De pictogrammen LAAG, SMART ALARM, CAL en HOOG zullen beginnen
knipperen en de INGESTELDE BEDRIJFSMODUS aangeven.
2. Druk op de knop voor het smart alarm
van LAAG, alarmmodus en HOOG zullen traag beginnen knipperen om aan te geven dat
de MODUS VOOR SMART ALARM geactiveerd is. Het hoog alarm zal nu ingesteld worden op
de waarde van de huidige zuurstofaflezing +3% (afgerond tot het dichtste geheel getal).
Het laag alarm zal nu ingesteld worden op de waarde van de huidige zuurstofaflezing
-3% (afgerond tot het dichtste geheel getal, maar nooit lager dan 18%).
3. Door op de OMHOOG-knop
ingesteld hoog alarm en 1% worden afgetrokken van het ingesteld laag alarm. Door op de
OMLAAG-knop
te drukken zal er 1% worden afgetrokken van het ingesteld hoog
alarm en 1% worden toegevoegd aan het ingesteld laag alarm. In andere woorden: de
OMHOOG-knop breidt de alarmband uit en de OMLAAG-knop maakt de alarmband kleiner.
Deze functie zal de alarmniveaus niet instellen boven 100% of onder 18%.
4. Zodra de gewenste alarminstellingen bereikt zijn, drukt u opnieuw op de
ontgrendelingsknop
normale bedrijfsmodus. Als er gedurende 30 seconden niet door de gebruiker op
een knop wordt gedrukt, zal het apparaat automatisch de laatste alarminstellingen
opslaan en teruggaan naar de normale bedrijfsmodus.
2.4 Basisbediening
Om de zuurstofconcentratie van het toegediend gas te controleren:
1. Zorg ervoor dat de sensor aangesloten is op de stroomrichtklep en volledig ingevoerd
is in de sensorpoort achter de flowmeter.
2. Zet de regelknop van de zuurstofblender op de gewenste zuurstofinstelling.
3. Zorg er met behulp van de AAN-/UIT-knop
4. Laat de zuurstofaflezing stabiliseren.
5. Stel de flowmeter af op de gewenste stroomsnelheid. Lees de stroomsnelheid af in het
midden van de vlotterbal.
2.5 Alarmtoestanden en prioriteiten
In geval van een laag alarm of een hoog alarm, zal de corresponderende led beginnen knip-
peren en zal er een zoemer weerklinken. Door op de stille knop
gedeactiveerd worden, maar zullen de cijfers op de led en de alarmwaarden op het scherm
blijven knipperen, totdat de alarmtoestand opgelost is. Als de alarmtoestand 120 seconden
na het uitschakelen van de zoemer nog niet opgelost is, zal de pieper opnieuw weerklinken.
ALARMPRI-
ALARM
ORITEIT
Netspanning
Ter informatie
aangesloten
Netspanning niet
Ter informatie
aangesloten
Spanning van
externe DC-
Ter informatie
stroomvoorziening
buiten bereik
Batterijvermogen te
laag om het apparaat
Gemiddeld
te gebruiken (E04)
Zuurstof-/drukniveau
boven de instelling
Gemiddeld
van het hoog alarm
Zuurstof-/drukniveau
onder de instelling
Gemiddeld
van het laag alarm
Zuurstofniveau
onder de lage
Hoog
zuurstofalarminstel-
ling en lager dan 18%
50
om het toetsenbord te ontgrendelen.
op het toetsenbord. Opmerking: De cijfers
te drukken zal er 1% worden toegevoegd aan het
om de instellingen op te slaan en terug te gaan naar de
voor dat de unit ingeschakeld is.
te drukken zal de zoemer
LED VAN
LED VAN
GELUIDS-
LAAG ALARM
HOOG ALARM
ALARM
Uit
Uit
2 pulsen
Enkelvoudige
Enkelvoudige
2 pulsen
gele puls
gele puls
Effen geel
Effen geel
2 pulsen
Knippert geel
Knippert geel
3 pulsen
Uit
Knippert geel
3 pulsen
Knippert geel
Uit
3 pulsen
Knippert rood
Uit
5+5 pulsen
WWW.MAXTEC.COM • (800) 748-5355
HERHALING
VAN HET
GELUIDSA-
LARM
Geen
herhaling
Geen
herhaling
Om de 15 sec.
Om de
25 sec.
Om de
25 sec.
Om de
25 sec.
Om de 15 sec.