De gebruiker van niveau 4 kan:
a) Update de firmware en taalbestanden op de besturingseenheid automatisch of via de webinterface.
b) Log in op het gebruikersmenu of de webinterface en wijzig de niveau-4 gebruikersnaam en -code.
De gebruiker van niveau 4 kan geen andere taken uitvoeren, zoals het systeem in- of
uitschakelen, zones weglaten, enz.
Activ. contr
Gebruik deze optie om de functie activiteitscontrole in of uit te schakelen.
Om functies in of uit te schakelen:
1. Selecteer Systeemconfig. – Schak.functies .
2. Gebruik
of
om de functie te kiezen en vervolgens
▲
▼
3. Druk op 4.
4.13.2
Datum en tijd inschakelen
U kunt Systeemconfig – Set Date & Time gebruiken om de datum en tijd in te schakelen.
Dit kanbijvoorbeeldnodig zijn als de besturingseenheid gedurendelangeretijd geen stroom meer krijgt.
Selecteer de optie, voer de datum (dd/mm/jjjj) en vervolgens de tijd in.
Opmerking: De installateur kan de bedieningseenheid hebben ingesteld om zijn tijd automatisch te
verkrijgen van de ABUS Cloud service. De interne klok past zich aan de zomertijd aan in de lente en
de herfst.
4.13.3
Kalenderinstellingen configureren
U kunt Systeemconfig. – Kalenderinstell gebruiken om de bedieningseenheid te configureren om een
verzameling partities van het alarmsysteem in te stellen, gedeeltelijk in te stellen of uit te schakelen
opvastetijdstippen in een cyclus van zeven dagen. Er zijn twee basiselementen die u kunt programmeren
binnen de kalenderinstellingsoptie: de "gebeurtenis" en de "uitzondering". Een gebeurtenis definieert
een actie (instellen, gedeeltelijk instellen of uitschakelen) die regelmatig op vaste tijden en dagen moet
plaatsvinden. Eenuitzonderingdefinieert periodes zoals vakanties waarin u niet wilt dat de gebeurtenis
plaatsvindt. Het aantal gebeurtenissen enuitzonderingendat de besturingseenheid kan opslaan is
afhankelijk van het model van de besturingseenheid.
Tip: Stel eerstde uitzonderingenin, en dan de gebeurtenissen.
Opmerking:
• U mag geen gebeurtenis programmeren om het systeem/de partitie rechtstreeks van het ene
partijniveau naar het andere te veranderen. U moet eerst een gebeurtenis programmeren om het
systeem/de partitie uit te schakelen, en een andere gebeurtenis om het systeem/de partitie op
een ander partijniveau in te stellen. Alsbijvoorbeeldgebeurtenis 01 het systeem (of een partitie)
gedeeltelijk instelt, programmeer dan niet gebeurtenis 02 om het systeem volledig in te stellen.
Programmeer in plaats daarvan gebeurtenis 02 om het systeem uit te schakelen en gebruik
vervolgens gebeurtenis 03 om het systeem volledig in te schakelen.
• Als u een gebeurtenis aanmaakt om een partitie ongedaan te maken, en een andere gebeurtenis om
dezelfde partitie opnieuw in te stellen, moet u de gebeurtenis voor het instellen zo programmeren dat
deze minstens 10 minuten na de gebeurtenis voor het ongedaan maken plaatsvindt.
26
▶
◀
of
om deze in of uit te schakelen.
Het systeem gebruiken