4. HET SYSTEEM GEBRUIKEN
Dit hoofdstuk beschrijft typische taken die u van tijd tot tijd moet uitvoeren als het systeem eenmaal is
ingesteld.
4.1
Toetsen
Afbeelding 1 toont de indeling van de toetsen op een typisch bedieningspaneel.
Het doel van elke toets (behalve de numerieke toetsen) wordthiernabeschreven.
Afbeelding 1: Typische toetsen van het bedieningspaneel
Navigatietoets:
Scrolt omhoog, of verplaatst de cursor naar links.
s
Scrolt naar beneden, of verplaatst de cursor naar rechts.
▼
▶
Wijzigt de waarde, geeft meer informatie weer of voegt een spatie in.
◀
Verandert de waarde, of verwijdert het teken links.
De toets brandt rood, geel of groen om de systeemstatus aan te geven (groen = normaal; geel = problemen
bij het instellen van een partitie; rood = alarm/fout).
Deze toetssluiteen optie af of stopt een wijziging.
Bevestigt een actie, zoals selectie van een optie of bevestiging van een alarm.
Door op deze toets te drukken krijgt u toegang tot het gebruikersmenu wanneer het
standby-scherm wordt weergegeven (zie page 13).
Het stelt partitie 1* volledig in.
Zehebben respectievelijk partitie 2, 3 en 4 volledig ingeschakeld*.
Schakelt het systeem uit.
10
Het systeem gebruiken