3 Herhaal stap 2 om de beelden te selecteren die
u wenst te wissen, en druk op de knop om
de geselecteerde beelden te wissen.
4 Gebruik FG om [Yes] te selecteren en druk op
de knop A.
●
De beelden met het teken R worden gewist.
Alle beelden wissen [All Erase]
1 Gebruik FG om [All Erase] te selecteren en druk op
de knop A.
2 Gebruik FG om [Yes] te selecteren en druk op de
knop A.
Printinstellingen opslaan bij de
beeldgegevens [Print Order]
q (Weergavemenu) Print Order
"Printreserveringen (DPOF)" (Blz. 59)
Printreserveringen kunnen enkel worden ingesteld
voor stilstaande beelden die opgenomen zijn op het
kaartje.
Beelden beveiligen [R]
q (Weergavemenu) R
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met
[Erase] (Blz. 23, 47), [Sel. Image] (Blz. 47), [Erase
Group] (Blz. 47) of [All Erase] (Blz. 47), maar alle
beelden worden gewist met [Memory Format]/
[Format] (Blz. 49).
1 Gebruik HI om een beeld te selecteren.
2 Druk op de knop A.
●
Druk nogmaals op de knop A om de instellingen
te annuleren.
3 Indien nodig herhaalt u stap 1 en 2 om andere beelden
te beveiligen, waarna u op de knop drukt.
NL
Voor informatie over het gebruik van de menu's, zie "Instelmenu" (Blz. 6)
Beelden roteren [y]
q (Weergavemenu) y
1 Gebruik HI om een beeld te selecteren.
2 Druk op de knop A om het beeld te draaien.
3 Indien nodig herhaalt u stap 1 en 2 om instellingen
uit te voeren voor andere beelden, waarna u op de
knop drukt.
Gedraaide beelden blijven in hun nieuwe stand
opgeslagen, ook als de camera wordt uitgeschakeld.