XD 7500
ba77191n01 - 71310060
5.2.3 Detectorlens reinigen
Een routinematige reiniging van de detectorlens is normaal gesproken niet
nodig. In de volgende gevallen kan een reiniging van de detectorlens echter
nodig zijn:
als de lens zichtbaar vervuild is, bijvoorbeeld na een celbreuk of ongeval
met reagentia (zie ook Paragraaf 6.1 M
als het apparaat omwille van een reagensinvoer of omgevingsinvloeden
na de inschakeling bij de zelftest de fout Golflengte calibratie meldt (zie
Paragraaf 6.2)
Als de lens vaak is vervuild (fout Golflengte calibratie bij de zelf-
test), controleer dan de naleving van de correcte gebruiksvoor-
waarden. Neem hiervoor de aanwijzingen in Paragraaf 3.2 in
acht.
Ga voor de reiniging van de detectorlens als volgt te werk:
Voer na een nieuwe ingebruikneming voor alle metingen een
apparaatcontrole uit (zie Paragraaf 4.15.2 C
(PC
TER
HECK
04/2018
AATREGELEN BIJ EEN CELBREUK
De detectorlens bevindt zich aan de
linkervoorzijde van de rechthoekige
celschacht (pos. 1).
1
Schakel de fotometer uit.
2
Snijd van een gebruikelijk katoen-
wattenstaafje een stuk (ca. 2 cm)
af.
3
Grijp het afgesneden stuk met de
punt van een pincet of fijne tang
vast. Veeg de lens met de droge
kop van het staafje proper. Leid de
kop in een kruisende beweging
van het midden van de lens naar
buiten. Bevochtig het staafje bij
hardnekkig vuil met een beetje
gedemineraliseerd water of
isopropanol.
)).
Onderhoud, reiniging
).
-
ONTROLE FOTOME
161