Indien het mes verder slijt, zal zich een gleuf vormen
tussen het opstaande randje en het platte gedeelte van
het mes (Afb. 16 C). Uiteindelijk kan er een stuk van
het mes afbreken en van onder de maaierbehuizing
vandaan geworpen worden, hetgeen mogelijk uzelf of
omstanders ernstig kan verwonden.
N.B.: Verwijder de messen en scherp deze met behulp van een
slijpsteen: zie Het verwijderen van de messen, stappen 2 en 3. Nadat
de snijranden aangescherpt zijn, installeert u opnieuw het mes met
de bescherming tegen het afschaven, de volgring en de mesbout. De
opstaande randjes van het mes moeten naar boven gericht zijn. Haal
de mesbout aan met een moment van 115–149 Nm.
HET CORRIGEREN VAN NIET OP
ELKAAR INGESTELDE AFSTELLINGEN
VAN DE MAAIER
Als één mes lager maait dan de anderen dan moet dit als volgt
gecorrigeerd worden:
1.
Laat de maai-eenheid zakken op een horizontaal oppervlak,
activeer de parkeerrem, zorg ervoor dat het tractiepedaal in de
neutraalstand staat en de hendel van de aftakas uitgeschakeld is
[OFF], zet de motor AF [OFF], verwijder de sleutel uit het
contact en haal de bougiekabels los. Zorg ervoor dat de
bandenspanning van alle banden gelijk is.
2.
Zet de maaihoogte-instelling in de 4 inch-positie: zie Het
instellen van de maaihoogte.
3.
Draai de messen totdat de uiteinden met elkaar uitgelijnd zijn.
De uiteinden moeten zich binnen 3 mm van elkaar bevinden.
Indien de uiteinden zich niet binnen 3 mm van elkaar bevinden
gaat u verder met stap 10 en voegt u opvulstukken toe tussen
het ashuis en de onderkant van de maai-eenheid.
4.
Zorg ervoor dat de pinnen van de maaihoogte-instelling correct
op het frame steunen. Als de pinnen niet goed steunen, dan
moeten er één of meerdere opvulstukken toegevoegd worden
om tot een goede uitlijning te komen.
5.
Plaats alle drie de messen in de "A"-positie (Afb. 18) en meet
de afstand tussen het horizontale vlak tot aan de onderkant van
het uiteinde van ieder mes (Afb. 16).
GEVAAR
Afbeelding 15
Afbeelding 16
1.
Meet vanaf het uiteinde van het mes tot aan de grond.
19