2.2.3 Koppelingen
Drukhoudventielen hebben een instroom- en een uitstroomope-
ning. De doorstroomrichting wordt aangegeven door een pijl op
het ventielhuis.
2.2.4 Het ventiel in de persleiding installeren
Voor PLV DN 32 (aansluitdiameter G 2) raadpleegt u de aparte
handleiding die bij het product is geleverd.
Raadpleeg paragraaf
2.2.1
Installatievereisten.
Installeer het ventiel in de doorstroomrichting. De
doorstroomrichting wordt aangegeven door een pijl
op het ventielhuis.
1. Installeer het ventiel in de persleiding.
2. Draai de schroeven op het bovendeel van het ventiel na 48
bedrijfsuren aan met een momentsleutel. Max. aandraaimo-
ment:
Tot 60 l/uur
60-460 l/uur
2 Nm
4 Nm
2.2.5 Het ventiel direct op de pomp installeren
Ventielen tot 460 l/uur kunnen direct op de pomp worden geïn-
stalleerd met een speciaal hulpstuk. Zie paragraaf
7.1 Hulpstukken voor wartelmoeren (tot 460
1. Verwijder de aansluiting van de instroomopening van het ven-
tiel.
2. Schroef het hulpstuk op de instroomopening van het ventiel.
3. Schroef het ventiel met het hulpstuk op de persklep van de
pomp.
4. Sluit de persleiding aan op de uitstroomopening van het ven-
tiel.
5. Draai de schroeven op het bovendeel van het ventiel na 48
bedrijfsuren aan met een momentsleutel. Max. aandraaimo-
ment:
Tot 60 l/uur
60-460 l/uur
2 Nm
4 Nm
3. Het product in bedrijf nemen
Voor PLV DN 32 (aansluitdiameter G 2) raadpleegt u de aparte
handleiding die bij het product is geleverd.
Het product mag alleen worden afgesteld en in
bedrijf genomen door bevoegd en gekwalificeerd
personeel.
Bij werkzaamheden met chemicaliën moet de regel-
geving ter voorkoming van ongelukken die van toe-
passing is op de installatielocatie worden nageleefd.
Neem de informatie uit de veiligheidsbladen van de
chemicaliënfabrikant in acht bij het werken met che-
micaliën.
Draag altijd beschermende kleding (zoals veilig-
heidsbril en handschoenen) bij werkzaamheden aan
het product of aan aansluitingen en leidingen. Het
systeem mag niet onder druk staan.
Veeg gemorste vloeistof meteen op om gevaar voor
uitglijden te vermijden.
De openingsdruk van het ventiel is in de fabriek ingesteld op de
waarde die is weergegeven in de technische gegevens. Zie para-
graaf
9. Technische
gegevens. De openingsdruk tijdens bedrijf
hangt af van verschillende factoren, zoals de doorstroming, de
slagfrequentie van de pomp of de tegendruk. Wanneer een nauw-
keurigere instelling nodig is, moet het ventiel worden aangepast
aan de lokale omstandigheden.
4
3.1 De openingsdruk instellen
Voor PLV DN 32 (aansluitdiameter G 2) raadpleegt u de aparte
handleiding die bij het product is geleverd.
Als de doseerpomp geen tegendrukmeting biedt, moet een mano-
meter in het systeem worden geïnstalleerd tussen de pomp en
het drukhoudventiel.
DN 65
5 Nm
l/uur).
Afb. 2 De openingsdruk instellen
Terwijl de pomp werkt:
1. Verwijder de beschermkap van het bovendeel van het ventiel.
2. Lees de huidige openingsdruk af op de pomp of de manome-
ter.
3. Maak voor ventielen tot 460 l/uur gebruik van een zeskant-
sleutel (A). Maak voor ventielen DN 65 gebruik van een punt-
tang (B):
– Draai de stelschroef (C) met de klok mee om de druk te ver-
DN 65
– Draai de stelschroef (C) tegen de klok in om de druk te ver-
5 Nm
4. Stel de gewenste openingsdruk in.
5. Plaats de beschermkap terug.
4. Het product opslaan en hanteren
4.1 Het product hanteren
•
Draag veiligheidsschoenen tijdens transport en installatie.
•
Draag een helm als het product hoger dan heuphoogte wordt
opgehesen.
•
Gebruik geschikte hijs- en transportuitrusting.
•
Zorg ervoor dat het product niet wordt blootgesteld aan punt-
belastingen tijdens het transport.
•
Vermijd sterke schokken.
•
Houd u aan de toegestane omgevingsomstandigheden. Zie
paragraaf
4.2 Het product opslaan
•
Houd u aan de toegestane omgevingsomstandigheden. Zie
paragraaf
•
De opslaglocatie moet worden beschermd tegen regen, voch-
tigheid, condensvorming, direct zonlicht en stof.
WAARSCHUWING
Doseermedium onder druk
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Stel de openingsdruk in op waarden die lager zijn
dan de maximaal toegestane bedrijfsdruk van het
doseersysteem.
A
C
hogen.
lagen.
9.2 Opslag- en
omgevingstemperaturen.
9.2 Opslag- en
omgevingstemperaturen.
B