Raadpleeg de installatie-instructies voor het accessoire
voor een beschrijving van de werking.
Menu 5.4 - in-/uitgangen software
Hier kunt u selecteren op welke in-/uitgang van de in-
gangsprintplaat (AA3) de externe contactfunctie (pa-
gina 23) moet worden aangesloten.
Te selecteren ingangen op klemmenstrook AUX1-5
(AA3-X6:9-18) en uitgang AA3-X7 (op de ingangsprint-
plaat).
Menu 5.5 - service fabriekinstelling
Alle instellingen kunnen hier worden gereset (inclusief
instellingen die beschikbaar zijn voor de gebruiker)
naar standaardwaarden.
Voorzichtig!
Bij het resetten wordt bij de volgende start van
de warmtepomp de startgids weergegeven.
Menu 5.6 - geforceerde regeling
U kunt hier de verschillende componenten in de
warmtepomp en eventueel aangesloten accessoires
regelen.
Menu 5.7 - startgids
Wanneer de warmtepomp voor de eerste keer wordt
gestart, opent de startgids ook automatisch. Hier kunt
u deze handmatig starten.
Zie pagina 28 voor meer informatie over de startgids.
Menu 5.8 - snelstart
Van hieruit is het mogelijk om de compressor te starten.
LET OP!
Er moet een warmtevraag of een warmtapwa-
tervraag zijn om de compressor te starten.
LET OP!
U mag de compressor niet te vaak snelstarten
gedurende een kort periode, want hierdoor
kan de compressor en zijn nevenapparatuur
beschadigen.
60
Hoofdstuk 8 |
Regeling - Menu's
Menu 5.9 - vloerdroogfunctie
duur periode 1 - 3, 5-7
Instelbereik: 0 - 30 dagen
Standaardwaarde: 2 dagen
temp. periode 1 - 3, 5-7
Instelbereik: 15 - 70 °C
Standaardwaarde:
temp. periode 1
temp. periode 2
temp. periode 3
temp. periode 5
temp. periode 6
temp. periode 7
duur periode 4
Instelbereik: 0 - 30 dagen
Standaardwaarde: 3 dagen
temp. periode 4
Instelbereik: 15 - 70 °C
Standaardwaarde: 45 °C
Stel hier de functie drogen ondervloer in.
U kunt maximaal zeven tijdsperioden instellen met
verschillende, berekende aanvoertemperaturen. Als er
minder dan zeven perioden worden gebruikt, moeten
de resterende tijdsperioden worden ingesteld op 0
dagen.
Vink het actieve venster aan om de functie drogen
ondervloer te activeren. Een teller onderin laat het
aantal dagen zien dat de functie actief is geweest. De
functie telt net als bij normaal verwarmen gradenminu-
ten, maar dan de voor de resp. periode ingestelde
aanvoertemperaturen.
Voorzichtig!
Tijdens het drogen van de vloer draait de cir-
culatiepomp van het verwarmingssysteem in
100%, ongeacht de instelling in menu 5.1.10.
TIP
Als bedrijfsstand "add. heat only" moet wor-
den gebruikt, kiest u dit in menu 4.2.
Voor een nog gelijkmatiger aanvoertempera-
tuur kan de bijverwarming eerder worden
gestart door "bijverwarming starten" in de
menu's 4.9.2 in te stellen op -80. Als het instel-
len van de droogperioden van de ondervloer
is gestopt, worden de menu's 4.2 en 4.9.2 ge-
reset naar de eerdere instellingen.
20 °C
30 °C
40 °C
40 °C
30 °C
20 °C
NIBE™ F1145PC