Buitenvoeler
De buitentemperatuursensor (BT1) moet op een be-
schaduwde plaats aan de noord- of noordwestzijde
worden geplaatst, zodat de werking ervan niet kan
worden verstoord door de ochtendzon.
Sluit de sensor aan op de klemmenstroken X6:1 en
X6:2 op de ingangskaart (AA3). Gebruik een 2-aderige
kabel van minimaal 0,5 mm2 dik.
Indien er een mantelbuis wordt gebruikt, moet deze
worden afgesloten om condens in de behuizing van
de voeler te voorkomen.
AA3-X6
Temperatuurvoeler, warmtapwater verwar-
men
De temperatuursensor, warmtapwaterproductie (BT6)
zit in de dompelbuis van de boiler.
Sluit de voeler aan op klemmenstrook X6:7 en X6:8 op
de ingangskaart (AA3). Gebruik een 2-aderige kabel
van minstens 0,5 mm².
Warmtapwaterproductie wordt geactiveerd in menu
5.2 of in de startgids.
AA3-X6
Temperatuursensor, warmtapwater boven
Er kan via software-invoer een temperatuursensor voor
warm water bovenin (BT7) worden aangesloten op de
F1145PC om de watertemperatuur bovenin de boiler
te meten.
Zie pagina 24 voor het aansluiten van de sensor.
20
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
1 2 3 4 5 6 7 8 9
F1145
F1245
Externt
F1145
1 2 3 4 5 6 7 8 9
F1245
Temperatuursensor, verbinding externe
doorstroming
Als temperatuursensor, verbinding externe stroom
(BT25) moet worden gebruikt, moet deze op de klem-
menstroken X6:5 en X6:6 op de ingangskaart (AA3)
worden aangesloten. Gebruik een 2-aderige kabel van
min. 0,5 mm² dik.
AA3-X6
F1145
1 2 3 4 5 6 7 8 9
F1145
NIBE™ F1145PC