Achteraf afstellen en ontluch-
ten
Pompafstelling, automatische regeling
Bronsysteem
Voor het instellen van de juiste doorstroming in het
bronsysteem moet de juiste snelheid worden ingesteld
voor de circulatiepomp bronsysteem. Deze warmte-
pomp heeft een circulatiepomp bronsysteem die auto-
matisch kan worden aangestuurd.
Deze automatische regeling vindt plaats als de com-
pressor draait en stelt automatisch de snelheid van de
circulatiepomp bronsysteem in om het optimale tem-
peratuurverschil te realiseren tussen de aanvoer- en
retourleidingen. Voor passieve koeling moet de circu-
latiepomp bronsysteem draaien op een snelheid die
wordt ingesteld in menu 5.1.9.
Afgiftesysteem
Voor het instellen van de juiste doorstroming in het
afgiftesysteem moet de juiste snelheid worden inge-
steld voor de circulatiepomp van het verwarmingssys-
teem. Deze warmtepomp heeft een circulatiepomp
verwarmingssysteem die automatisch kan worden
aangestuurd.
Deze automatische regeling vindt plaats als de com-
pressor draait en stelt automatisch de snelheid van de
circulatiepomp verwarmingssysteem in, voor de huidige
bedrijfsstand, om het optimale temperatuurverschil te
realiseren tussen de aanvoer- en retourleidingen. Tij-
dens verwarming worden de ingestelde DOT (gedimen-
sioneerde buitentemperatuur) en het temperatuurver-
schil in menu 5.1.14 gebruikt. Indien nodig kan de
maximale snelheid van de circulatiepomp worden be-
grensd in menu 5.1.11.
NIBE™ F1145PC
Pompafstelling, handmatige regeling
Bronsysteem
Voor het instellen van de juiste doorstroming in het
bronsysteem moet de juiste snelheid worden ingesteld
voor de circulatiepomp bronsysteem. Deze warmte-
pomp heeft een circulatiepomp bronsysteem die auto-
matisch kan worden aangestuurd, maar als er een
handmatige snelheid nodig is, moet deze worden inge-
steld op basis van de volgende gegevens en grafiek.
Voor handmatige regeling moet "auto" worden gede-
activeerd in menu 5.1.9.
De doorstroming moet een temperatuurverschil heb-
ben tussen bronvloeistof uit (BT11) en bronvloeistof in
(BT10) van 2 - 5 °C wanneer het systeem in balans is
(kan 5 minuten na starten van compressor). Controleer
deze temperaturen in menu 3.1 "service-info" en pas
de snelheid van de bronpomp (GP2) aan tot het tem-
peratuurverschil is gerealiseerd. Een groot verschil duidt
op een lage doorstroming in het bronsysteem en een
klein verschil duidt op een hoge doorstroming in het
bronsysteem.
Stel de snelheid van de bronpomp in menu 5.1.9 in, zie
pagina 56 (is niet van toepassing op de F1145PC 10
kW).
F1145PC 10 kW
Controleer of het juiste programma ("Proportionele
druk") is ingesteld op de bronpomp (GP2). Alleen de
LED voor "Proportionele druk" moet branden rond de
programmakeuzeschakelaar. Als dit moet worden ge-
reset, drukt u herhaaldelijk op het programmakeuze-
schakelaar tot de juiste LED brandt (zie illustratie).
Stel de snelheid voor de bronpomp in door de knop
"Verhogen" of "Verlagen" in te drukken. Houd de knop
"Verhogen" ingedrukt op de "Max" snelheid in te stel-
len.
In de grafiek hieronder kunt u aflezen welke snelheid
de circulatiepomp bronsysteem moet hebben tijdens
handmatige regeling.
Tillgängligt tryck, värmedrift
Tillgängligt tryck, kyldrift
Eleffekt
P
Hoofdstuk 6 |
Q
100%
EXT
AUTO
ADAPT
Inbedrijfstelling en afstelling
29