PRAKTISCHE INFORMATIE EN
TIPS VOOR GEBRUIK
Wees voorzichtig bij het maaien op een hellend of oneffen
terrein.
De machine kan kantelen en het maaimes kan stenen of andere
onder het maaivlak verborgen voorwerpen wegslingeren.
Zorg dat alle 4 de wielen stevig op de grond blijven.
Stuur de machine met de duwbeugel en niet door met uw voet
druk op het maaidek uit te oefenen.
VOORZICHTIG:
• Let bij het maaien rond een obstakel op dat het maaimes het
obstakel niet raakt. Duw de machine nooit over een obstakel heen.
• Laat u op een aflopend hellend terrein nooit door de machine
meetrekken. Houd de duwbeugel stevig vast en stuur zorgvuldig.
[1]
MAAI-INSTRUCTIES
Lees eerst de veiligheidsinstructies voordat u met maaien begint.
Met behulp van zelfrijdend systeem:
Laat de hendel van de aandrijfkoppeling altijd los wanneer u de
mesbedieningsbeugel inschakelt. Als de aandrijfkoppeling is
ingeschakeld, gaat de machine rijden zodra de motor aanslaat.
1. Start de motor en schakel het maaimes in.
- Terwijl u de gele knop [1] indrukt, trekt u aan de
mesbedieningsbeugel [2]. Het maaimes begint te draaien,
druk langzaam op de Select Drive-regelaar [3] om de machine
vooruit te laten rijden.
[1]
2. Laat bij normaal gebruik
uw hand comfortabel op
de duwbeugel [4] en de
Select Drive-regelaar [3]
rusten, waarbij de Select
Drive-regelaar gelijk ligt
met de handgreep [4].
[2]
[1]
FOUT
[2] GOED
[2]
[4]
[3]
3. Als de maaier niet vooruit
komt, kan extra vermogen
nodig zijn. Dit kan worden
bereikt door de draaiknop
op de Select
Drive-regelaar [5] in de
"+"-richting te zetten.
4. Zodra u de gewenste
maaisnelheid hebt bereikt
door de Select
Drive-regelaar [3] in
combinatie met de
betreffende draaiknop op
de Select Drive-regelaar
[5] omlaag te drukken,
kunt u beginnen met
maaien aan de door u
gewenste constante
snelheid.
5. Duw de Select Drive-regelaar [3] met uw duimen in de inkeping
voor extra vermogen als u de gewenste maaisnelheid wilt
handhaven (bijvoorbeeld bij een helling of een andere
verandering an de ondergrond). Zodra het terrein of de
ondergrond weer normaal is, laat u de boostknop gewoon los.
NB: Met de draaiknop op de Select Drive-regelaar [5] kunt u het
niveau van het aandrijfvermogen van de maaier instellen.
Het instelbare bereik loopt van "-" tot "+" vermogen. Het vermogen
dat nodig is om de gewenste rijsnelheid te bereiken, hangt af van de
combinatie van terreinomstandigheden, de staat van het gazon en
de gewenste maaisnelheid.
6. Druk op knop voor de Stille modus [6] om het motortoerental te
verlagen (2 600 tot 2 200 tpm) en het ledlampje gaat aan.
Druk nogmaals op de knop, de motorsnelheid wordt
teruggebracht naar de oorspronkelijke snelheid en het
ledlampje gaat uit.
7. Om de machine tot stilstand te brengen, doet u het volgende:
- Laat de Select Drive-regelaar [3] los.
8. Om het maaimes te laten stoppen, doet u het volgende:
- Laat de mesbedieningsbeugel [2] los.
[5]
[3]
[6]
9 NL