Geef de richting of marge van de rug op, en de afdrukpositie.
[Inbindlocatie]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Als het afgedrukte document wordt samengevoegd (bijvoorbeeld door middel van nieten), geef dan op of de
rug aan de lange of aan de korte kant moet liggen.
Gebruik deze instelling in combinatie met de instelling [Rugmarge] om zo de bindpositie en -marges in te
stellen.
[Rugmarge](P. 358)
●
Voor binden aan de lange kant geeft u in deze opstelling [Lange zijde] op.
●
Voor binden aan de korte kant geeft u in deze opstelling [Korte zijde] op.
[Lange
zijde]
[Korte zijde]
[Rugmarge]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Verschijf de afdrukpositie om de margebreedte te kiezen die de rug gaat vormen.
Geef de verschuiving op in stappen van 0,5 mm in de plusrichting (+) of minrichting (-), in overeenstemming met
de rand die is opgegeven in [Inbindlocatie].
Als [Inbindlocatie] is ingesteld op [Lange zijde]
Geef de verschuiving op door een positieve waarde (+) te selecteren om het papier aan de linkerrand te
binden of een negatieve waarde (-) om het papier aan de rechterrand te binden.
Opgegeven als een positieve waarde (+)
Als [Inbindlocatie] is ingesteld op [Korte zijde]
Geef de verschuiving op door een positieve waarde (+) te selecteren om het papier aan de bovenrand te
binden of een negatieve waarde (-) om het papier aan de onderrand te binden.
Opgegeven als een positieve waarde (+)
-50,0 t/m
00,0
t/m +50,0 (mm)
[Korte zijde verschuiven] of [Lange zijde verschuiven]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Verschuif de afdrukpositie van tekst en afbeeldingen. Gebruik deze opstelling als de afgedrukte tekst en
afbeeldingen naar één rand van het papier worden verplaatst wanneer ze buiten het afdrukbereik vallen.
Onderdelen van het Menu Instellingen
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Inbindlocatie](P. 358)
Opgegeven als een negatieve waarde (-)
Opgegeven als een negatieve waarde (-)
[Printer]
[Printerinstellingen]
358
[Lay-out]
[Lay-out]
[Lay-out]