10.5 Diagnosefuncties
Tabel 26
toont een lijst van de diagnosefuncties.
Functie
De uitgangstroom
tonen
Kalibratiegegeven
s bekijken
Het laatste
foutbericht
weergeven
De sensorstroom
weergeven
(sensormonitor)
Specificeer de
uitgang
stroom
Tabel 26 Diagnosefuncties
Beschrijving
Druk in de meetmodus op
gedurende vijf seconden getoond worden in de
hoofdweergave, en zal dan terugkeren naar de meetmodus.
Druk in de meetmodus op
'0000' in. De helling zal getoond worden in de
hoofdweergave en de nulstroom zal getoond worden in de
tweede weergave. Na 20 seconden zal de transmitter
terugkeren naar de meetmodus, of druk op
onmiddellijk terug te keren naar de meetmodus.
Druk in de meetmodus op
'0000' in. Het laatste foutbericht zal gedurende 20 seconden
getoond worden, of druk op
keren naar de meetmodus. Na de fout bekeken te hebben,
zal het bericht worden gewist.
Druk in de meetmodus op
'2222' in. De gemeten (ongecorrigeerde) stroom wordt op de
hoofddisplay weergegeven. Druk op
keren naar de meetmodus.
Druk in de meetmodus op
'5555' in. De gemeten stroom wordt in de tweede weergave
weergegeven. De uitgangstroom in de hoofdweergave kan
gewijzigd worden.
De uitgangstroom wijzigen:
1. Selecteer de stroomwaarde met de
2. Verander het cijfer met behulp van de pijltoets
3. Druk op
ENTER
zal getoond worden in de tweede weergave. De transmit-
ter zal in de Hold-modus blijven.
4. Om de Hold-modus te verlaten, drukt u op
om terug te keren naar de meetmodus.
ENTER
Probleemoplossen
. De uitgangstroom zal
ENTER
en geef het wachtwoord
CAL
en geef het wachtwoord
CONF
om onmiddellijk terug te
ENTER
en voer het wachtwoord
CONF
en geef het wachtwoord
CONF
om te bevestigen. De ingegeven waarde
om
ENTER
om terug te
ENTER
pijltoets.
RECHTER
OMHOOG
, dan op
CONF
.
89