Paragraaf 8 Kalibratie
8.1 Kalibratie
De transmitter is door de kalibratie op de sensor aangepast. De
beschikbare kalibratiemethodes worden getoond in
de sensor in de lucht als de sensor van het proces kan worden
verwijderd. De sensor wordt in de lucht sneller gestabiliseerd.
Als de sensor niet van het proces kan worden verwijderd (bijv. steriel
proces), moet het procesmedium tijdens de kalibratie aan de lucht
worden blootgesteld (bijv. na sterilisatie).
Tabel 21 Kalibratiemethode en wachtwoorden
Methode
Nulkalibratie
Wijziging van temperatuursensor
Nul/hellingweergave
Kalibratie in lucht of water
Kalibratie via productvergelijking
Tijdens de kalibratie blijft de transmitter om veiligheidsredenen in de
Hold-modus. De lusstroom wordt op de waarde vastgehouden die in de
o1.HoLD-menu-optie wordt aangegeven. De pictogram Sensoface is
niet actief. De indicator van de kalibratiemodus wordt weergegeven
(Afbeelding 12 op pagina
Om de kalibratiemodus op een willekeurig ogenblik af te sluiten, drukt u
op
en daarna op
CAL
20 seconden aangehouden worden en de gemeten waarde zal getoond
worden.
Opmerking: Kalibraties dienen door opgeleid personeel te worden
uitgevoerd. Onjuist ingestelde parameters kunnen leiden tot fouten in
de monstermetingen.
37).
. De uitgangsstroom zal gedurende
ENTER
Tabel
21. Kalibreer
Wachtwoord
1001
1015
0000
1100
1105
75