VEILIGE MAAIPRAKTIJKEN
Houd voor uw veiligheid alle vier de wielen op de grond en let op dat u uw
evenwicht en de controle over de maaier niet verliest. Houd de duwboom
stevig vast en loop, maar ren nooit met de maaier. Wees zeer voorzichtig
bij het maaien van oneffen of ruw terrein.
Als de maaier vastzit, mag u hem niet met uw voet schoppen of duwen.
Gebruik de duwboom om de maaier te besturen.
WAARSCHUWING
De maaimessen zijn scherp en draaien met een hoge snelheid.
Als u in contact komt met een draaiend maaimes, snijdt
het u ernstig en kan het vingers en tenen amputeren.
• Draag beschermend schoeisel.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van het
maaidek wanneer de motor draait.
• Stop de motor voordat u een afstelling, inspectie of
onderhoud uitvoert.
Hellingen
[1]
Maai altijd dwars op een helling, niet van boven naar beneden of
omgekeerd. Vermijd steile hellingen (meer dan 20° (36%)), en wees
voorzichtig bij het veranderen van richting. Als u op een helling maait
terwijl het gras vochtig of nat is, kunt u uitglijden, vallen en de controle
over de maaier verliezen.
Obstakels
Gebruik de zijkant van de maaier om dichtbij grote obstakels te maaien,
zoals hekken of muren.
Laat de Smart Drive-regelaar los om de aandrijving uit te schakelen bij het
maaien rond bomen en andere obstakels. Duw de maaier rond obstakels
voor een betere koersvastheid. Wees voorzichtig bij het maaien over
obstakels die in het gazon vastzitten, zoals sproeikoppen, plavei, randen,
enz. Vermijd alles wat boven het oppervlak van het gazon uitsteekt.
Als de maaimessen iets raken, of als de maaier begint te trillen, stop dan
onmiddellijk de motor en controleer op schade. Voorwerpen die worden
aangeraakt kunnen de maaimessen beschadigen, de krukas verbuigen
en/of maaidek of andere onderdelen stukmaken. Trillingen duiden
meestal op ernstige problemen.
WAARSCHUWING
Een versleten, gebarsten of beschadigd maaimes kan
breken, en stukken van het beschadigde maaimes kunnen
gevaarlijke projectielen worden.
Weggeslingerde voorwerpen kunnen ernstig letsel veroorzaken.
Controleer de maaimessen regelmatig en gebruik de
maaier niet met een versleten of beschadigd maaimes.
Onderdelen die door een botsing zijn beschadigd worden niet door de
garantie gedekt.
Grind en losse voorwerpen
Grind, losse stenen en tuinartikelen kunnen door de maaier worden
opgepakt en worden weggeslingerd, met voldoende kracht om ernstig
persoonlijk letsel en/of materiële schade te veroorzaken. De beste manier
om mogelijk letsel door weggeslingerde voorwerpen te voorkomen is de
bedieningshendel van de maaimessen los te laten om de maaimessen te
stoppen voordat u gebieden met grind, losse stenen of tuinartikelen bereikt.
[2]
[1] FOUT
[2] GOED
DE BEDIENINGSELEMENTEN
GEBRUIKEN OM TE MAAIEN
Benzinekraan
OPEN
De benzinekraan [1]
opent en sluit de
verbinding tussen de
brandstoftank en de
carburateur.
Bedieningssysteem van de maaimessen
Type VKEA
Om de motor te starten en te laten
draaien, moet de
bedieningshendel van de
maaimessen [1] tegen de
duwboom worden getrokken. De
maaimessen beginnen te draaien
wanneer de hendel naar achteren
tegen de duwboom wordt getrokken en aan de handgreep van de
repeteerstarter wordt getrokken.
Blijf de hendel van de maaimessen volledig tegen de duwboom drukken.
Hierdoor blijven de motor en de maaimessen soepel draaien en wordt
voortijdige slijtage van het bedieningssysteem van de maaimessen
voorkomen.
Laat de bedieningshendel van de maaimessen los om de motor en het
draaien van de maaimessen te stoppen wanneer u de maaier moet laten
staan.
Type VYEA
Om het draaien van de
maaimessen te starten, moet
de motor draaien en de
gashendel [1] in de stand
SNEL staan.
®
1. Houd de Roto-Stop
-knop
[2] ingedrukt.
2. Trek de bedieningshendel
[3] van de maaimessen
snel tegen de duwboom,
zodat de motor de
maaimessen op volle
snelheid kan brengen.
Laat vervolgens de
Roto-Stop-knop los.
Blijf de hendel van de maaimessen volledig tegen de duwboom drukken
zodat de maaimessen blijven draaien. De bedieningshendel van de
maaimessen moet altijd volledig ingeschakeld of volledig losgelaten zijn.
Schakel de hendel niet gedeeltelijk in.
Laat de bedieningshendel van de maaimessen los om het draaien van de
maaimessen te stoppen. Laat de bedieningshendel van de maaimessen
altijd los voordat u de motor start, om te voorkomen dat de maaimessen
gaan draaien.
C7
C8
VEILIGHEID
DICHT
[1]
[1]
[2]
[3]
[1]
C9
9 NL