Draadinsteker
Met de draadinsteker kunt u snel en gemakkelijk het garen
door het oog van de naald halen. De naald moet in de hoogste
positie staan om de ingebouwde draadinsteker te kunnen
gebruiken. Druk op de toets voor naald omhoog/omlaag om
zeker te weten dat de naald helemaal omhoog is gebracht.
Bovendien raden wij u aan om de naaivoet te laten zakken.
1.
Gebruik de hendel om de draadinsteker helemaal
omlaag te trekken. De inrijghaak (F) zwenkt door het
oog van de naald.
2.
Leg de draad vanaf de achterkant over de haak (G) en
onder de inrijghaak (F).
3.
Laat de draadinsteker voorzichtig terugdraaien. Het
haakje trekt de draad door het oog van de naald en
vormt een lus achter de naald. Trek de lus er aan de
achterkant van de naald uit.
Let op: De draadinsteker is ontworpen voor SINGER
naalden met naalddikte 9/70, 11/80, 14/90, 16/100, en
18/110. U kunt de draadinsteker niet gebruiken bij naalden
van maat 60 of dunner, zwaardnaalden of tweelingnaalden.
Wanneer u de draad handmatig in de naald steekt, zorg er
dan voor dat de draad van voren naar achteren door de
naald wordt gestoken.
Inrijgen van tweelingnaald
(optioneel accessoire)
Vervang de normale naald door een tweelingnaald. Zorg
ervoor dat de naaivoet omhoog staat en de naald in de
hoogste stand is.
1.
Schuif het garen op de garenpen en breng een
passende garenschijf aan. Breng de extra garenpen
aan. Schuif een grote garenschijf en een vilten
onderlegger op de pen. Plaats het tweede naaigaren
op de garenpen.
2.
Trek de draad van voren naar achteren in de rechter
draadgeleider (A) en van achteren naar voren in de
linker draadgeleider (B). Trek de beide draden tussen
de spanningsschijven (C).
3.
Rijg de draad omlaag door de rechter inrijggleuf en
dan omhoog door de linker inrijggleuf.
4.
Breng de draden vanaf de rechterkant in de
draadhefboom (D) en omlaag in de linker inrijggleuf.
Trek de draden in de onderste draadgeleider (E). Plaats
de ene draad in de gleuf aan de linkerkant van de
bovendraadgeleider (F) en de andere draad in de gleuf
aan de rechterkant van de bovendraadgeleider (G).
Zorg er ook voor dat de draden niet in elkaar draaien.
5.
Rijg de draad door de naalden.
Let op: De dikte en het onregelmatige oppervlak van
speciale garens, zoals metallic garens, kan de mate van
wrijving op de draad verhogen. Door de spanning te
verminderen, helpt u te voorkomen dat de naald breekt.
F
Let op: Wanneer u een tweelingnaald gebruikt, moet u mogelijk
®
de steekbreedte verminderen om schade aan de tweelingnaald,
steekplaat of naaivoet te voorkomen. Hoeveel u de steekbreedte
moet verminderen hangt af van de steekpositie, de steekbreedte
en/of de maat van de tweelingnaald.
B
D
F
G
A
C
E
G
13