9
Verzorging en
onderhoud
Een regelmatige verzorging en het opvolgen van
enkele basisvoorwaarden, waarborgen een sto-
ringsvrij gebruik en een lange levensduur van het
apparaat.
Het apparaat moet na elke langere gebruiksduur,
echter minimaal één keer per jaar, worden nage-
keken en grondig worden gereinigd.
De gehele koude-installatie mag alleen door hier-
voor speciaal geautoriseerde vakbedrijven worden
onderhouden, resp. gerepareerd.
GEVAAR!
Vóór alle werkzaamheden aan het apparaat
moet de netvoeding worden uitgeschakeld en
beveiligd tegen onbevoegd herinschakelen!
Afb. 20: Filter verwijderen
1
Filter
n
Reinig de apparaten met een vochtige doek.
Gebruik geen waterstraal.
n
Gebruik geen bijtende, schurende of oplosmid-
delhoudende reinigingmiddelen.
n
Gebruik ook bij extreme vervuiling alleen
geschikte reinigingsmiddelen.
n
Leeg het condensreservoir en controleer voor
en na een gebruiksseizoen of de diameter van
de condensleiding is verminderd door veront-
reinigingen. In dat geval moet deze worden
gereinigd.
1
AANWIJZING!
Controleer evt. de vervuilingsgraad van de
warmtewisselaarlamellen.
n
Het luchtfilter van de binnenunit regelmatig,
indien nodig ook vaker.
n
We adviseren een onderhoudscontract met
een gespecialiseerd bedrijf.
Op deze manier is de bedrijfszekerheid van de
installatie altijd gegarandeerd!
AANWIJZING!
Gebruik de binnenunit nooit zonder origineel
filter. Zonder filter zouden de warmtewisselaar-
lamellen van de binnenunit vervuilen en de
capaciteit van het apparaat afnemen.
Luchtfilter van de binnenunit
Reinig het luchtfilter minimaal om de 2 weken. Ver-
kort deze periode bij sterk verontreinigde lucht.
Reiniging van het filter van de binnenunit
Ga voor het reinigen als volgt te werk:
1.
Trek de netstekker uit het stopcontact.
2.
Trek het filter uit het apparaat (Afb. 20)
3.
Verwijder het stof van het filter. Bij lichte ver-
vuiling kunt u eventueel een stofzuiger
gebruiken.
4.
Reinig het filter bij sterke vervuiling voor-
zichtig in lauwwarm water.
5.
Laat het filter in de omgevingslucht drogen.
6.
Plaats het filter weer in het apparaat.
21