6.6.3 Vullen en ledigen
Op het laagste punt van de installatie een vul- en aftapkraan voorzien. Respecteer de voorschriften van de water-
bedelingsmaatschappij.
6.6.4 Overdrukventiel verwarming
Dit is in de ketel ingebouwd.
6.6.5 Expansievat
De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie.
Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel tot 0,5 bar te beperken, kan in bijzondere gevallen
capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd worden op de
terugvoerleiding van de ketel.
Steeds aan te raden bij vloerverwarming.
6.7 Gasaansluiting
Gasleiding
De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend volgens de
norm NBN D 51-003.
De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen.
Bij installaties op aardgas moet men de BGV-gekeurde gasafsluitkraan (in de verpakking van de montageplaat)
gebruiken en rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de gasnippel van de montageplaat van de ketel.
De butaan-propaan installaties dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006.
De bijgeleverde ''lage druk''-propaanafsluitkraan (met ronde knop) rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de
gasnippel van de montageplaat van de ketel.
Dichtheid van de ketel en van de gas- en wateraansluitingen nagaan. Om beschadiging van de gasblok te voorkomen,
moet bij de dichtheidsproef van de gasleiding, de gaskraan van de ketel gesloten worden. Max. proefdruk 150 mbar.
Vooraleer de gaskraan terug te openen, de gasleiding drukloos maken. Een gasdruk hoger dan 150 mbar kan de
gasblok ernstig beschadigen. Is dit het geval, dan moet de volledige gasblok vervangen worden!
7. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Gevaar: Door elektrocutie.
Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden.
7.1 Algemeen
De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemene reglement op de elektrische
installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden.
De ketel is IPX 4 D-gekeurd.
De gasketels zijn volledig gekableerd en ontstoord.
Andere verbruikers mogen niet aftakken.
De ketel via de stekker aan een stopcontact met aarding aansluiten.
De voedingsspanning moet minimaal 200 V/AC en maximaal 250 V/AC bedragen.
Indien de bedrading achter de ketel aangebracht werd, raden wij U aan deze bedrading minstens 50 cm uit de muur te
laten steken.
Zekeringen
De ketel is beveiligd met 3 zekeringen. Deze bevinden zich op de printplaat.
Vervangzekeringen bevinden zich op de achterkant van de afdekplaat (zie fig. 21).
6 720 614 073 (2008/02 BL-NL)
21