04
Eff ecten bewerken
Raadpleeg 'Wat zijn ambience-galm en FX?' (p. 9) voor een overzicht van de beschikbare eff ecten.
AMBIENCE
1. Kies MENU
Het AMBIENCE-scherm wordt weergegeven. Gebruik [Regelaar 1] en [Regelaar 3] om de ambience-galm in of uit te
schakelen of om het type ambience-galm te wijzigen.
Gebruik [Regelaar 1]
(SEL) om een
parameter te
selecteren.
MEMO
In het KIT-scherm kunt u de ambience-galm ook in- en uitschakelen door QUICK MENU ÚAmbience ON/OFF te
gebruiken.
FX
1. Kies MENU
Het scherm FX wordt weergegeven. Gebruik [Regelaar 3] om het FX-type te wijzigen.
Er verschijnt een
diagram van het
geselecteerde FX-type.
De regelaars gebruiken om FX te bedienen
1. Druk op de knop [FX CTRL] .
Het FX CONTROL-scherm wordt weergegeven. U kunt [Regelaar 1]-[Regelaar 3] gebruiken om de FX-parameters te
bedienen. De meest geschikte parameters voor het eff ect worden automatisch toegewezen aan de regelaars. De
wijzigingen die u aanbrengt in het FX CONTROL-scherm maakt, worden niet opgeslagen in de kit.
Gebruik [Knop 1]
(SEND) om naar een
scherm te gaan waarin
u de intensiteit van elke
pad kunt aanpassen.
Raadpleeg AMBIENCE (p. 42) en FX (p. 39) voor meer informatie over het bewerken van elke parameter.
AMBIENCE
AMBIENCE (p . 16) .
Ú
Ú
FX
TYPE (p . 16)
Ú
Ú
( AMBIENCE en FX)
Ambience-galm in- en uitschakelen.
Type ambience-galm.
Diepte van de ambience-galm.
Draai aan [Regelaar 3] (-/+) om de waarde te bewerken.
Pad waarop FX wordt toegepast.
FX-type.
Gebruik [Regelaar 3] (TYPE) om de lijst met FX-typen weer te
geven.
Met [Knop 3] (BYPASS) schakelt u FX tijdelijk uit.
FX-type.
Pad waarvoor FX is ingeschakeld.
Gebruik [Regelaar 1-3] om de eff ectparameters te bewerken.
Met [Knop 3] (BYPASS) schakelt u FX tijdelijk uit.
25