Installatie
Installatie
Vóór de installatie
Neem vóór de installatie van dit toestel de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
#WAARSCHUWINGEN
• Als u de ontstekingskabel (rood) en de accukabel
(geel) op het chassis van de auto (massa) aansluit,
kunt u kortsluiting veroorzaken waardoor brand
kan ontstaan. Sluit deze kabels altijd aan op de
voedingsbron die door de zekeringkast loopt.
• Verwijder niet de zekering van de ontstekingskabel
(rood) en de accukabel (geel). De voeding moet zijn
aangesloten op de kabels via de zekering.
#LET OP
• Installeer dit toestel in de console van uw auto.
Raak het metalen deel van dit toestel tijdens of
na het gebruik niet aan. Metalen delen zoals de
behuizing worden heet.
✎
OPMERKING
• De montage en aansluiting van dit product vereist
kennis en ervaring. Voor uw eigen veiligheid dient
u de montage en aansluiting over te laten aan
deskundigen.
• Zorg dat het toestel op een negatieve 12 Volt
gelijkstroomvoeding is geaard.
• Installeer het toestel niet op plaatsen die aan direct
zonlicht, overmatige hitte of vochtigheid blootstaan.
Vermijd tevens zeer stoffige plaatsen of plaatsen
waar het toestel nat zou kunnen worden.
• Gebruik geen eigen schroeven. Gebruik uitsluitend
de bij het toestel geleverde schroeven. Het
gebruik van verkeerde schroeven kan het toestel
beschadigen.
• Als het contact van uw auto geen ACC-stand heeft,
moet u de ontstekingskabel met een spanningsbron
verbinden die gelijk met het contact van de auto
wordt in- of uitgeschakeld. Als u de ontstekingskabel
verbindt met een spanningsbron waar constant
spanning op staat, zoals een accukabel, kan de accu
leeglopen.
• Als de console een deksel heeft, moet u er bij
de installatie van het toestel op letten dat het
voorpaneel het deksel bij het openen en sluiten niet
raakt.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst
of de kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting
veroorzaken en vervangt u de zekering door een
nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of
ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door
de kapjes op het uiteinde van de niet-aangesloten
kabels of aansluitingen niet te verwijderen.
• Zet de bedrading met behulp van de kabelklemmen
en wikkel de vinyltape rond de draden die in contact
komt met de metalen delen en om te voorkomen
dat de draden om kortsluiting te voorkomen.
• Sluit de luidsprekerkabels correct aan op de
corresponderende aansluitingen. Het toestel kan
beschadigd raken of niet langer werken als u de
¤-draden deelt of deze aardt met een metalen
onderdeel van het voertuig.
• Indien er maar twee luidsprekers op het systeem
worden aangesloten, moeten de connectors óf
op de beide voorste uitgangen óf op de beide
achterste uitgangen worden aangesloten (verwissel
voor en achter niet). Indien u bijvoorbeeld de ¢
connector van de linker luidspreker op een voorste
uitgang aansluit, mag u de ¤ connector niet op een
achterste uitgang aansluiten.
• Controleer na het installeren van het toestel of de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers etc. van
de auto correct functioneren.
• Installeer het toestel zodanig dat een maximale hoek
van 30° wordt bereikt.
• Duw niet te hard op het paneeloppervlak tijdens de
installatie van het toestel in het voertuig. Dit kan leiden
tot krassen, schade of het niet meer goed functioneren.
• De ontvangst wordt mogelijk slechter wanneer zich
metalen voorwerpen in de buurt van de Bluetooth-
antenne bevinden.
Ñ Meegeleverde accessoires voor
installatie
1
3
5
(3 m)
Bluetooth-antenne
2
x1
4
x2
x1
Nederlands |
x1
x1
17