12
2. BEDIENING VAN HET SYSTEEM JABLOTRON 100
Opmerking: Bij gebruik van het „standaard" systeemprofi el is het mogelijk om eerst een bepaalde actie te selecte-
ren door op een functieknop te drukken. Bevestig dit dan door autorisatie via het toetsenbord.
Het beëindigen van een alarm met behulp van een afstandsbediening zal ook de betreffende sectie uitschakelen.
2.2.6 SECTIEBESTURING DOOR AUTORISATIE
De servicetechnicus kan de centrale, die bestuurd moet worden, gewoon door autorisatie confi gureren. Op deze
manier kan de status van alle secties veranderen door middel van autorisatie op een toetsenbord (door een toe-
gangscode te typen of een RFID-chip te gebruiken).
2.2.7 SECTIEBESTURING VANUIT HET TOETSENBORDMENU
Besturing van het toetsenbordmenu:
o
Autoriseer uzelf door een geldige code of een RFID-chip
o
Voer het menu in door te drukken op ENTER
Sectiebesturing ENTER
o
o
Selecteer de gewenste sectie met behulp van pijlen
o
Door het herhaaldelijke indrukken van ENTER worden de betreffende
sectiestaten gekozen (gedeeltelijk ingesteld / ingesteld / uitgeschakeld)
Gedeeltelijke instelling:
Volledig ingesteld:
o
Druk op ESC om het menu te verlaten.
2.3 BEDIENING VAN DE CENTRALE MET EEN KEYFOB
Keyfobs moeten worden geregistreerd in de centrale door de installateur. Om het alarmsysteem te besturen,
moeten de keyfobs worden gekoppeld aan specifi eke gebruikers, die hun identifi catie zullen verzekeren en het
versturen van SMS-notifi caties naar de gebruiker verhinderen, die momenteel in interactie is met het de centrale
(als de notifi catieparameters op deze manier ingesteld zijn). De keyfobs kunnen ofwel tweerichtingscommunicatie
bieden ter bevestiging van de uitvoering van een opdracht met een gekleurd indicatielicht, of eenrichtingscom-
municatie zonder enige bevestiging. De keyfobs besturen en indiceren de status van de batterij en zijn uitgerust
met optische en akoestische indicatie.
Tweerichtigskeyfob
De knopfuncties worden gedifferentieerd door sloticonen. De gesloten sloticoon stelt de geprogrammeerde
secties in; het geopende slot schakelt deze uit. Correcte uitvoering van opdrachten wordt bevestigd door een
LED-licht; uitschakelen – groen, inschakelen – rood. Een communicatiefout (buiten bereik van de centrale) wordt
aangegeven door een geel LED-licht dat een keer knippert. De knoppen met
symbolen van volle en lege cirkels kunnen een andere sectie besturen. De
knoppen van de keyfob kunnen ook worden geconfi gureerd tot PG-uitgangen
in verschillende modi: de eerste knop schakelt aan/ de tweede schakelt uit.
Elke knop kan een eigen functie hebben, als impuls- of wijzigingsfuncties wor-
den gebruikt. Voor meer functies is het mogelijk om twee knoppen op hetzelfde
moment in te drukken. Op deze manier kan een keyfob met 4 knoppen maxi-
maal 6 individuele functies hebben. Om bijvoorbeeld een toegewezen sectie
te besturen, één PG statusuitgang (bijvoorbeeld de in- en uitschakeling van
lichten), alternatief twee impuls PG-uitgangen (bijvoorbeeld een garagedeur en
deurslot).
1
1