Sluit u een analoog toestel aan op een telefoonstopcontact, neem
dan de hoorn op en kies het cijfer 2. Leg vervolgens de hoorn weer
neer. De centrale weet nu van welk type het aangesloten toestel
is, zolang dit toestel op het betreffende telefoonstopcontact aan-
gesloten blijft.
2.1.4
Telefoniemogelijkheden analoge toestellen
Met een analoog telefoontoestel hebt u de volgende telefonie-
mogelijkheden tot uw beschikking:
–
Oproep beantwoorden: u beantwoordt een oproep door de
hoorn op te nemen.
–
Oproep overnemen: oproepen die niet op uw toestel worden
aangekondigd, kunt u naar uw toestel halen en beantwoorden.
–
In- of extern gesprek voeren: door een nummer te kiezen of
door een verkorte code te kiezen kunt u een telefoonnummer
bellen.
–
Automatisch terugbellen inschakelen: als een interne oproep
niet wordt beantwoord of als het gekozen toestel bezet is, dan
kunt u de centrale opdracht geven u terug te bellen zodra het
gekozen toestel weer vrijkomt.
–
Buitenlijn reserveren: als er geen buitenlijn vrij is en u kiest 0
voor een buitenlijn, dan krijgt u de bezettoon. U kunt nu de
centrale opdracht geven u terug te bellen zodra er weer een
buitenlijn vrijkomt.
–
Code-oproep plaatsen: voor intern gebruik kunt u codes
afspreken. Door een code-oproep te plaatsen, worden alle
toestellen gebeld met een speciaal oproepsignaal.
–
Doorverbinden: u kunt gesprekken overzetten naar een ander
toestel.
–
Ruggespraak: tijdens een gesprek kunt u telefonisch rugge-
spraak plegen zonder dat de partij waarmee u in gesprek bent
dat hoort.
–
Driegesprek (conferentiegesprek): u kunt met 2 partijen tegelijk
spreken (zowel intern als extern).
–
Wisselgesprek: u kunt wisselen tussen twee gesprekken.
–
Gesprek parkeren: u kunt een gesprek parkeren en vervolgens
verbreken. Een geparkeerd extern gesprek kunt u binnen 3
minuten vanaf elk aangesloten toestel weer uit parkeerstand
halen (na 3 minuten wordt het geparkeerde gesprek automa-
tisch verbroken).
8