Installatie
Aansluitingen
Luchttoevoer/rookgasafvoer voor individuele ketels
1
2
Keteltype
Luchtbuis - rookgas
diameter
75
100 - 100
105
100 - 100
125
100 - 100
150
100 - 100
180
130 - 130
210
130 - 130
Correctie van ventilatorinstellingen
Door parameter (21-2-4) in te
stellen is het mogelijk om een groter
rookgasdrukverschil te compenseren.
Het is noodzakelijk om een
drukvalberekening te hebben van het
toegepaste rookgassysteem.
Volgens de berekende drukval moet de
juiste waarde voor parameter (21-2-
4) gekozen worden uit onderstaande
tabel.
Zie het toepasselijke hoofdstuk voor
het instellen van parameters.
0 - 600
700
800
900
1000
36
Parallelle ketelaansluiting
De ketel wordt standaard geleverd met een
parallelle aansluiting voor de rookgasafvoer
en het luchttoevoersysteem.
Voor de diameter van de luchttoevoer (1)
en de aansluiting van de rookgasafvoer (2):
zie de onderstaande tabel.
Het luchttoevoerkanaal kan erop worden
aangesloten of, wanneer het gaat om een
"open apparaat" (afvoer categorie B), wordt
een luchtfilter aanbevolen.
Concentrische ketelaansluiting
De keteltypes 75-105-125-150 kunnen
tot een concentrische aansluiting worden
omgevormd met behulp van de parallelle/
concentrische adapter 100/150 (optioneel)
en door de volgende taken uit te voeren:
-
Open en verwijder het voorste en
bovenste paneel (volg de instructie op
pagina 42).
-
Verwijder de parallelle aansluiting.
-
Maak de 230 V-hoofdschakelaaraan-
sluiting los en verwijder deze.
-
Vervang de parallelle aansluiting door
de concentrische adapter.
-
Monteer en sluit de 230 V-hoofdscha-
kelaar aan volgens de voorgaande
configuratie.
De opening van de luchttoevoer heeft een
diameter van 150 mm.
De aansluiting van de rookgasuitlaat heeft
een diameter van 100 mm.
De rookgasafvoer/het luchttoevoersysteem
is nu geschikt voor concentrische aanslui-
tingscomponent.
Drukval rookgassysteem
75
105
156
243
204
295
224
350
250
405
278
457
1
2
3
4
125
150
143
200
177
230
207
275
240
300
260
304
De ATAG XLW-ketels kunnen zowel in een
"open" als een "gesloten" systeem worden
gebruikt.
Open systeem
De vereiste verbrandingslucht wordt
uit de onmiddellijke omgeving gehaald
(stookruimte). Daartoe dient u de geldende
voorschriften inzake ventilatie van de
stookruimte na te leven.
Bij gebruik van een ketel uit categorie
B23 en B33 als 'open ketel' is de
beschermingsgraad van de ketel IPX0D in
plaats van IPX4D.
Een luchtfilter of een rooster wordt
aanbevolen op de luchtinlaat van de ketel
(verkrijgbaar als accessoire op de pagina's
15-17).
Gesloten systeem
De vereiste verbrandingslucht wordt van
buitenaf aangezogen via een kanaal.
Dit verbetert de installatiemogelijkheden in
een gebouw. De buitenlucht is doorgaans
schoner dan de lucht in de stookruimte.
Wanneer de ketel in bedrijf
is, produceert hij een witte
condensatiewolk. Deze condensatiewolk
is ongevaarlijk, maar kan wel voor enige
hinder zorgen, vooral in geval van een
muurdoorvoer. Er wordt daarom ook de
voorkeur gegeven aan dakdoorvoeren.
In een gesloten installatie moeten alle
dakdoorvoeren op dezelfde hoogte
zijn aangebracht om te vermijden dat
rookgas door een andere ketel zou
worden aangezogen (recirculatie).
Monden in nissen en vlakbij
opgetrokken muren kunnen eveneens
tot recirculatie van rookgassen leiden.
Recirculatie moet te allen tijde worden
voorkomen.
180
210
215
265
280
321
313
370
375
-
375
-