13.2 Reiniging van het interne circuit van de
machine
In geval van periodes van niet-gebruik langer dan 3/4 dagen
wordt met klem aangeraden om, alvorens de machine te ge-
bruiken, haar in te schakelen en de interne circuits te spoelen
zoals beschreven onder stappen 4 en 5 van paragraaf "3. EERSTE
INWERKINGSTELLING VAN HET APPARAAT".
13.3 Reiniging van het drupbakje
Het drupbakje is uitgerust met een drijvende indicator (rood)
van het waterniveau in het bakje. Voordat deze indicator uit de
kopjesplaat naar buiten begint te steken , moet het bakje gele-
digd en gereinigd worden, anders kan het water over de rand
stromen en het apparaat, het steunvlak of de omringende zone
beschadigen.
1. Verwijder het bakje (afb. 28);
2. Verwijder het kopjesblad (A12), giet het water weg (afb.
29) en reinig het bakje met een doek; stel het drupbakje
vervolgens weer samen;
3. Plaats het drupbakje vervolgens terug.
13.4 Reiniging van de filterzeven
Reinig de filterzeven regelmatig elke week:
Filterzeven 1 en 2 kopjes
1. Neem het geperforeerde filter weg door middel van het
lipje (afb. 30);
2. Spoel de filters onder stromend water (afb. 31);
3. Controleer of de gaatjes verstopt zijn en maak ze, indien
nodig, schoon met behulp van een speld (afb. 32);
4. Plaats het geperforeerde filter terug en duw het stevig aan.
Filterzeef pads
Spoel af onder stromend water. Controleer of de gaatjes verstopt
zijn en maak ze, indien nodig, schoon met behulp van een speld
(afb. 32).
13.5 Reiniging van de sproeier van de ketel
Om de 200 afgegeven kopjes koffie moet de sproeier van de
ketel (A5) worden gespoeld door ongeveer 0,5 l water uit de
sproeier te laten afgeven (druk op de toets voor het afgeven van
koffie, zonder gebruik te maken van gemalen koffie).
13.6 Reiniging van het waterreservoir
1. Reinig regelmatig (ongeveer eenmaal per maand) en bij elke
vervanging van het verzachtingsfilter (C10)- indien aanwe-
zig, het waterreservoir (A8) met een vochtige doek en een
beetje mild reinigingsmiddel;
2. Verwijder het filter (indien aanwezig) en spoel het onder
stromend water af;
3. Plaats het filter terug (indien aanwezig), vul het reservoir
met vers water en plaats het reservoir terug;
4. (Alleen voor modellen met verzachtingsfilter) Laat 100 ml
water afgeven.
13.7 Reiniging van de melkkan
5. Controleer ook dat het opvoerbuisje en het afgiftepijpje
niet verstopt zijn met melkresten;
6. Plaats de regelschuif, het afgiftepijpje en het opvoerbuisje
terug;
7. Plaat het deksel terug op de melkkan.
13.8 Reiniging van de aansluiting van de
melkkan/afgiftepijpje water
14. ONTKALKEN
Ontkalk de machine wanneer het lampje
dieningspaneel knippert.
Opgelet!
48
Reinig de melkkan als volgt,
na elke bereiding met melk:
1. Verwijder het deksel
(D1);
2. Neem het afgiftepijpje
melk (D3) en het opvoer-
buisje (D4) (afb. 33) weg;
3. Neem de regelschuif
weg door hem naar bui-
ten te trekken (afb. 34);
33
4. Was alle onderdelen
zorgvuldig met warm
water en een mild rei-
nigingsmiddel. Alle on-
derdelen kunnen in
de vaatwasmachine
gewassen
plaats ze hiervoor
echter in het boven-
ste rek van de vaat-
wasmachine. Let goed
op dat er in de gaatjes en
34
de sleuf op de punt van
de regelschuif geen mel-
kresten achterblijven;
Reinig de aansluiting na elke
bereiding met melk met een
spons en verwijder eventueel
op de pakkingen aanwezige
melkresten (afb. 35).
35
(B2) op het be-
worden;