ES
DeltaSol
®
4.3.5 Collector grenstemperatuur -
collector nooduitschakeling
NOT / NOT1 / NOT2
Collector grenstemperatuur
Regelbereik: 110...200 °C
Instelling bij levering: 140 °C
4.3.6 Systeemkoeling
OKX / OKX1 / OKX2:
Optie systeemkoeling
Regelbereik: OFF...ON
Instelling bij levering: OFF
Factory setting OFF
KMX / KMX1 / KMX2:
Maximale collector-
temperatuur
Regelbereik: 100...190 °C
Instelling bij levering: 120 °C
4.3.7 Optie begrenzing van de minimale
temperatuur van de collector
OKN / OKN1/ OKN2:
Minimale temperatuurbe-
grenzing van de collector
Regelbereik: OFF...ON
Instelling bij levering: OFF
KMN/ KMN1/ KMN2:
Minimale temperatuur
collector
Regelbereik: 10...90 °C
Instelling bij levering: 10 °C
4.3.8 Optie vorstbeveiliging
OKF / OKF1 / OKF2:
Vorstbeveiliging
Regelbereik: OFF...ON
Instelling bij levering: OFF
KFR/ KFR1/ KFR2:
Vorstbeveiligingstemperatuur
Regelbereik: -10...10 °C
Instelling bij levering: 4,0 °C
Bij het overschrijden van de ingestelde collector grenstem-
peratuur (NOT / NOT1 / NOT2) wordt de pomp van de
zonnecollector (R1/R2) uitgeschakeld om een schadelijke
oververhitting van de componenten van de installatie te
voorkomen (collector nooduitschakeling). Bij levering is de
grenstemperatuur ingesteld op 140 °C, hij kan evenwel ge-
wijzigd worden in het bereik 110 ... 200 °C. Bij overschreden
grens-temperatuur wordt in de uitlezing
getoond.
Bij het bereiken van de ingestelde maximale temperatuur
van het reservoir schakelt de installatie uit. Als nu de
temperatuur van de collector stijgt tot boven de ingestelde
maximale temperatuur van de collector
/
KMX2) dan wordt de pomp van de kring van de
zonnecollector zolang geactiveerd, tot deze grenswaarde
van de temperatuur niet meer bereikt is. Daarbij kan de
temperatuur van het reservoir verder stijgen (de actieve
maximale temperatuur van het reservoir heeft voorrang),
maar slechts tot 95 °C (veiligheidsuitschakeling van het
reservoir).
Ligt de temperatuur van het reservoir hoger dan de
maximale temperatuur ervan
en de collectortemperatuur minstens 5 K onder de
temperatuur van het reservoir, dan werkt de installatie
zolang door, tot het reservoir door de collector en de
leidingen terug afgekoeld is (-2 K) tot onder de ingestelde
maximale temperatuur van het reservoir
S2MX) (enkel bij geactiveerde functie ORUE). Bij actieve
systeemkoeling wordt in de uitlezing
aangeduid. Door de koelfunctie blijft de installatie bij
warme zomerdagen langer in staat om te werken en zorgt
voor een thermische ontlasting van de collectoren en de
warmtedragende
vloeistof..
De minimale temperatuur van de collector is een
minimale aanschakeltemperatuur, die moet overschreden
worden, zodat de pomp van de zonnecollector (R1 / R2/
aangeschakeld wordt. De minimale temperatuur moet een
te dikwijls aanschakelen van de pomp van de zonnecollector
bij lage temperaturen van de collector voorkomen. Bij
levering is de minimale temperatuur ingesteld op 10 °C
en is daarmee gedeactiveerd. Als de minimale temperatuur
niet bereikt wordt, wordt in de uitlezing
getoond..
De functie vorstbeveiliging zet de kring tussen de collector
en het reservoir in werking als de ingestelde vorstbevei-
ligingstemperatuur niet meer bereikt is om het medium te
beschermen tegen bevriezen of „indikken". Als de vorstbe-
veiligingstemperatuur met 1 °C overschreden wordt, wordt
de kring uitgeschakeld.
Nota: Vermits voor deze functie enkel de beperkte
hoeveelheid warmte van het reservoir beschikbaar is, kan de
vorstbeveiligingsfunctie daar gebruikt worden, waar slechts
weinig dagen per jaar temperaturen rond het vriespunt
bereikt worden.
(knipperend)
(KMX / KMX1
(S MX / S1MX /
S2MX),
(S MX / S1MX /
(knipperend)
(knipperend )
21
|