geBRUIks- eN oNDeRHoUDs-HANDLeIDINg
Om te sturen moeten de snelheden van de rupsbanden anders zijn
en moeten de bedieningshendels M1 en M6 dus in verschillende
schuine standen gezet worden.
•
stuurbeweging naar rechts:
•
stuurbeweging naar links:
Als er tijdens het transport over dusdanige hellingen gereden moet
worden waardoor het risico bestaat dat de gondel de grond raakt
moet de volgende procedure opgevolgd worden:
!
•
s6
naar voren bewegen (bedieningen bovenstel)
•
De arm heffen door
beweging onderbroken wordt (de arm zal een
reikwijdte van ongeveer 5° hebben). Het pictogram
op het display van de drukknopkast wordt
•
s6
naar achteren bewegen (bediening wagengedeelte)
•
Gaan rijden (in deze toestand is de enige snelheid die toegestaan
is de veiligheidssnelheid) door de twee bedieningshendels van
de rupsbanden M1 – M6 naar voren te bewegen.
Is het obstakel gepasseerd dan moet de machine weer in de
transportstand gezet worden.
Na het rijden moet de drukknopkast weer in de daarvoor bestemde
ruimte in de gondel geplaatst worden. Indien de radiobesturing
aanwezig is moet goed opgelet worden dat de magnetische
microschakelaar die daarop op is aangebracht tegen de aanslag die
aan de onderkant is bevestigd aankomt.
zet M6 in een schuinere stand.
zet M1 in een schuinere stand.
M2 naar voren te bewegen totdat de
66
IM R15