dIXEL
dIXEL
dIXEL
dIXEL
Fdt Druip tijd: (0÷120 min), tijdsinterval tussen het bereiken van de temperatuur op het einde van
de ontdooiing en het herstellen van de controller's normale werking. Deze tijd laat de verdamper
toe waterdruppels te elimineren die misschien gevormd zijn door de ontdooiing.
dPo First defrost after start-up: (y = onmiddellijk; n = na de IdF tijd)
dAF Defrost delay after continuous cycle: (0÷23.5h) tijdsinterval tussen het einde en de
snelkoelingscyclus en de volgende ontdooiing die ermee verwant is.
VENTILATOREN
FnC Werkingsmode ventilatoren:
C-n = samen met de compressor, UIT tijdens ontdooiing;
o-n = continu, UIT tijdens ontdooiing;
C-Y = samen met de compressor, AAN tijdens ontdooiing;
o-Y = continu, AAN tijdens ontdooiing;
Fnd Ventilatorvertraging na ontdooiing: (0÷255min), Vertragingstijd ventilatoren na de ontdooiing.
Fct Temperatuur differentieel ter verhindering pendelen ventilatoren: (0÷59°C; Fct=0 functie
gedesaktiveerd), Als het temperatuurverschil tussen verdamper en ruimte groter is dan de
waarde van de parameter Fct, zullen de ventilatoren draaien.
FSt Einde ventilatie temperatuur: (-50÷50°C), boven deze temperatuur zijn de ventilatoren altijd
UIT.
Fon Ventilator aan tijd: (0÷15 min), wanneer Fnc = C_n of C_y, (ventilatie parallel geregeld met
compressor). Hier stelt u de tijd in dat de ventilatoren draaien wanneer de compressor af is,
hierna zijn deze uit voor een FoF tijd, waarna weer een Fon tijd geventileerd wordt. Wanneer
Fon =0 en FoF ≠ 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait. Wanneer Fon =0
en FoF = 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait.
FoF Ventilator uit tijd: (0÷15 min), wanneer Fnc = C_n of C_y, (ventilatie parallel geregeld met
compressor). Hier stelt u de tijd in dat de ventilatoren niet draaien wanneer de compressor af is,
hiervoor zijn deze aan voor een Fon tijd, waarna weer een FoF tijd uit. Wanneer Fon =0 en FoF
≠ 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait. Wanneer Fon =0 en FoF = 0 zijn
de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait.
FAP Sonde selectie voor ventilator management: nP = geen sonde; P1 =thermostaat probe; P2 =
verdamper sonde; P3 =configureerbare sonde; P4 = 4
ALARMEN
ALC Temperatuur alarm configuratie: (Ab; rE), Ab= absolute temperatuur: alarmtemperatuur is
gegeven door de ALL of ALU waarden. rE = temperatuuralarms hebben betrekking op het
setpunt. Temperatuuralarm is geactiveerd wanneer de temperatuur de "SET+ALU" of "SET-ALL"
waarden overschrijdt.
ALU Maximum temperatuur alarm: (ALL÷150°C), bovenste alarmgrens voor temperatuur, wanneer
deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging uit parameter "Ald", het alarm
geactiveerd worden.
ALL Minimum temperatuur alarm: (-50.0 °C ÷ ALU), onderste alarmgrens voor temperatuur,
wanneer deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging uit de parameter "Ald", het
alarm geactiveerd worden.
AFH Differentieel voor alarmherstel: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F), differentieel voor herstel
temperatuuralarm.
ALd Vertraging temperatuur alarm: (0÷255 min), Tijdsinterval tussen het detecteren van een
alarmtoestand en het alarmsignaal.
dAO Vertraging temperatuur alarm na opstart regelaar: (van 0.0 min tot 23.5h), Tijdsinterval
tussen het detecteren van de temperatuuralarmtoestand nadat het toestel is ingeschakeld en het
alarmsignaal.
CONDENSOR TEMPERATUUR ALARM
AP2 Sonde selectie voor alarmtemperatuur condensor: nP = geen sonde; P1 =thermostaat
probe; P2 = verdamper sonde; P3 =configureerbare sonde; P4 = 4
Key plug.
AL2 Lage temperatuur alarm condensor: (-55÷150°C), wanneer deze temperatuur wordt bereikt
wordt eventueel na een Ad2 vertraging het alarm LA2 weergegeven.
Au2 Hoge temperatuur alarm condensor: (-55÷150°C), wanneer deze temperatuur wordt bereikt
wordt eventueel na een Ad2 vertraging het alarm HA2 weergegeven.
AH2 Differentieel voor herstel van condensor temperatuur alarm: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F)
Ad2 Vertraging voor condensor temperatuur alarm: (0÷255 min) tijdsvertraging tussen detectie
van een condensor temperatuur alarmconditie en alarmering.
dA2 Vertraging temperatuur alarm condensor na opstart regelaar: (van 0.0 min tot 23.5h,
instelling per 10min)
bLL Compressor actie bij lage temperatuur alarm condensor: n = geen: de compressor blijft
verder werken; Y = ja, de compressor wordt uitgeschakeld zolang het alarm aanwezig is, in
ieder geval kan maar een herstart plaatsvinden na de antipendel beveiliging AC.
AC2 Compressor actie bij hoge temperatuur alarm condensor: n = geen: de compressor blijft
verder werken; Y = ja, de compressor wordt uitgeschakeld zolang het alarm aanwezig is, in
ieder geval kan maar een herstart plaatsvinden na de antipendel beveiliging AC
VIERDE RELAIS
tbA reset van het alarmrelais (indien oA3=ALr):
n= het alarmrelais blijft actief tijdens de alarmconditie,
y = het alarmrelais wordt gedesactiveerd door middel van het drukken op een toets
tijdens de alarmconditie.
oA3 Configuratie van het vierde relais: ALr: alarm; Lig: licht; AuS: auxiliair relais; onF:
relais altijd aan indien regelaar aan; db = niet gebruiken; dEF: niet gebruiken; FAn: niet
gebruiken; dF2: niet gebruiken.
AoP Polariteit van het alarm relais: selecteer hier of het relais open of gesloten is tijdens
een alarmsituatie. CL= de klemmen 1-2 zijn gesloten tijdens een alarm; oP = de
klemmen 1-2 zijn open tijdens een alarm.
DIGITALE INGANG (beschikbaar wanneer P3P=N)
i1P Polariteit digitale ingang: Polariteit van de digitale ingang, oP: digitale ingang wordt
geactiveerd door het contact te openen, CL: digitale ingang wordt geactiveerd door het contact
te sluiten.
i1F Configuratie digitale ingang: EAL = extern niet ernstig alarm: "EA" boodschap wordt afgebeeld;
bAL = extern ernstig alarm: "CA" wordt afgebeeld; PAL = druk alarm: "CA" wordt afgebeeld; dor
= deurschakelaar; dEF = starten van een ontdooicyclus; AUS = (des)activeren van auxiliair
contact; Htr = keuze van de aktie (koeling of verwarming); FAn = niet gebruiken; ES = Energy
saving (verhoging/verlaging van het setpunt).
XR70CX
Installatie en gebruikershandleiding
de
sonde aangesloten op Hot Key plug.
de
sonde aangesloten op Hot
did: Alarm vertraging digitale ingang: (0÷255 min), Tijdsvertraging tussen het tijdstip van het alarm
en het signaleren van het alarm (i1F= EAL / bAL). Indien i1F = dor: vertraging voor het deuralarm;
Als i1F = PAL : dan is did de tijd waarin het aantal aktivaties (nps) mag voorkomen.
÷
nPS Aantal drukschakelingen: (0
15), Aantal aktivaties die mogen voorvallen in de tijd did voordat
alarm wordt gegeven en de installatie geblokkeerd.
odc Uigang status bij open deur: uitgang status bij open deur; no = normale werking; FAN = Fans
gestopt; CPr = Compressor gestopt; F_C = compressor en fans gestopt
rrd Herstart van de uitgangen na een dA deur alarm: no = de uitgangen blijven in de modus
ingesteld in odc tot de status van de deur verandert; yES = de uitgangen herstarten de normale
werking bij het alarm dA;
HES Temperatuursverandering tijdens Energy Saving cyclus: (-30,0°C
stelt u de gewenste settemperatuurswijziging in die van tel is tijdens de Energy saving cyclus.
ANDERE
Adr Serieel adres (1÷244): Uniek in te stellen identificatie adres in het Modbus RS485 netwerk voor
aansluiting op beheerssysteem zoals (XWEB serie).
PbC Selectie type sonde: (Ptc=PTC sonde; ntc=NTC sonde). Keuze van het type sonde.
onF Inschakeling van de on/off toets: nu = uitgeschakeld ; oFF = ingeschakeld; ES = niet
instellen.
dP1 Weergeven thermostaat sonde
dP2 Weergeven verdamper sonde
de
dP3 Weergeven 3
sonde. (optioneel)
de
dP4 Weergeven 4
sonde.
rSE Weergeven Real set punt: (enkel lezen), toont het echte setpunt tijdens energy saving of
continu cyclus.
rEL Software release enkel lezen voor intern gebruik.
Ptb Parameter table code: enkel lezen voor intern gebruik.
8. DIGITALE INGANG (BESCHIKBAAR WANNEER P3P = N)
De spanningsloze digitale ingang is vrij programmeerbaar met de parameter "i1F".
8.1 INGANG DEURCONTACT (i1F = dor)
Via deze ingang wordt de toestand van de deur doorgegeven naar de regelaar. Door de "odc"
parameter kan ingegeven worden hoe de relais dienen te reageren:
No= normaal verder werken
Fan = fans gestopt
CPr= compressor gestopt
F_C = zowel fans als compressor gestopt
Na een vertraging (ingesteld via "did") zal de alarmuitgang geactiveerd worden, de boodschap "dA" op
het scherm en de regeling al dan niet herstarten afhankelijk van de prameter "rtr". Het alarm stopt
zodra de digitale ingang niet meer geactiveerd is. De alarmen hoge en lage temperatuur zijn
uitgeschakeld zolang de deur open is.
8.2 GENERIC ALARM (i1F = EAL)
Als de digitale ingang geactiveerd wordt, wacht het toestel gedurende de tijd "did" vooraleer de
boodschap "EAL" wordt weergegeven. De uitgangen blijven ongewijzigd, en het alarm stopt zodra de
ingang niet meer geactiveerd is.
8.3 SERIEUS ALARM (i1F = bAL)
Als de digitale ingang geactiveerd wordt, wacht het toestel gedurende de tijd "did" vooraleer de
boodschap "CA" wordt weergegeven. De uitgangen worden uitgeschakeld, en het stopt zodra de
ingang niet meer geactiveerd is.
8.4 PRESSOSTAAT (i1F = PAL)
Als gedurende de tijd "did" het aantal schakelingen zoals ingesteld in "nPS" bereikt zijn, zal het "CA"
alarm geactiveerd worden. De uitgangen worden uitgeschakeld en de regeling geblokkeerd. Het alarm
kan gereset worden door de regelaar in en uit standby te zetten of door voedingsspanning evenuit te
schakelen. De compressor wordt telkens uitgeschakeld als de digitale ingang actief is en start terug op
als de digitale ingang niet meer actief is en de anti-pendelvertraging is verlopen.
8.5 START ONTDOOIING (i1F = dFr)
Hiermee wordt een ontdooiing gestart (indien de voorwaarden vervult zijn). Als de ontdooiing voorbij
is, zal de normale regeling verder gezet worden. Als de ingang nog steeds geactiveerd is zal de
normale regeling pas gestart worden als de veiligheidstijd "Mdf" verstreken is.
8.6 INVERTERING VAN DE ACTIE: VERWARMEN-KOELEN (i1F = Htr)
Via deze weg is het mogelijk om de werking te inverteren van koeling naar verwarming, en
omgekeerd.
8.7 SCHAKELEN VAN HET AUXILIAIR CONTACT (i1F = AuS)
Door middel van deze instelling is het mogelijk om het 4
te schakelen.
8.8 ENERGY SAVING (i1F = ES)
Via de instelling van de digitale ingang als Energy Saving is het mogelijk via een extern contact een
verhoging of verlaging van het setpunt met een waarde HES te verkrijgen
8.9 POLARITEIT VAN DE DIGITALE INGANG
De polariteit van de digitale ingang is afhankelijk van de parameter "I1P" :
CL : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te sluiten.
OP : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te openen
9. TTL SERIELE POORT – VOOR BEHEERSSYSTEMEN
De TTL seriële poort laat toe via een externe converter TTL/RS485, XJ485-CX, rechtstreekse RS485
te verkrijgen voor aansluiting op een ModBUS-RTU compatibel systeem zoals X-WEB500/3000/300.
10. X-REP UITGANG – OPTIONNEEL
de
Als optie kan een X-REP (2
uitlezig op afstand) aangesloten worden via een Hotkey TTL connector
op het toestel. Deze optie sluit wel een seriële communicatie voor beheerssysteem, en gebruik van
de
een 4
sonde uit.
Frigro NV
÷
30,0°C/-22÷86°F), hier
de
relais indien ingesteld als (oA3=Aus) extern
3/5