4
Procesbeschrijvingen
Over het algemeen zijn processen sterk afhankelijk van individuele werkmethoden, die B.E.G. niet kan weergeven bin-
nen het bestek van dit document. De onderstaande procesbeschrijvingen dienen daarom als aanbeveling, niet als
verplichting. Bovendien worden sommige parameters of commando's die vereist zijn binnen de procesbeschrijvingen
slechts terloops genoemd. Meer gedetailleerde informatie over de vereiste commando's en parameters is te vinden in
het hoofdstuk Functies.
4.1
Planning
Een eerste vereiste voor een eenvoudige installatie is een zorgvuldig uitgevoerde planning met het basisbegrip dat een
DALI-2 gecertificeerd apparaat van één fabrikant niet noodzakelijkerwijs kan worden gebruikt in een toepassing met
een ander DALI-2 gecertificeerd apparaat van dezelfde of een andere fabrikant. Dit geldt met name voor DALI-2 voor-
schakelapparaten (toepassingscontroller of invoerapparaat), die volgens het certificeringsproces zeer veel verschillen-
de productkenmerken kunnen hebben.
Bij DALI-2 voorschakelapparatuur (armaturen) daarentegen is de situatie met betrekking tot interoperabiliteit tussen
DALI-2 gecertificeerde apparaten relatief kritiek, omdat het voornamelijk gaat om aanvullende functies, zoals de fun-
ctie om bedrijfsuren of energiegegevens te kunnen uitlezen. Er zijn echter ook kritischere speciale gevallen met DALI-2
werkende apparaten, zoals D4i-gecertificeerde apparaten die mogelijk ook geïntegreerde DALI busspanningsvoedin-
gen hebben als extra functie, waardoor een combinatie met niet-D4i-gecertificeerde apparaten complexer wordt.
Elk apparaat in de DACO® familie is een DALI-2 gecertificeerd besturingsapparaat (delen 101 en 103) en heeft de volgen-
de productkenmerken met betrekking tot certificering:
Single-master applicatiecontroller: er mag geen ander DALI-2 regelapparaat (zoals een KNX/DALI of BACnet/
DALI gateway, een DALI bus terminal van een automatiseringssysteem van een hoger niveau, een DALI druk-
knop of DALI draaidimmer) worden aangesloten op de DALI bus. Voor handmatige bediening moet een
230V-leiding met dezelfde buitenste geleider naar een conventionele drukknop (NO) worden gelegd.
Alleen broadcast: Adressering van armaturen is niet mogelijk of noodzakelijk. Daarom kan slechts één armatu-
urgroep worden aangesproken met één DALI-lijn.
Ondersteunde bedieningsapparaten: De volgende apparaattypes (DT) kunnen worden aangesloten op de
DALI-bus: DT0 (fluorescentielamp, 201), DT5 (1-10V omzetter, 206), DT6 (LED, 207) en DT7 (relais, 208). Er
worden geen extra functies ondersteund, zoals het uitlezen van bedrijfsuren of energiegegevens, etc. (251, 252,
253).
VOORZICHTIG
„Touchdim" wordt niet ondersteund en vernietigt het DACO® -apparaat!
Geïntegreerde busvoeding: 80mA gegarandeerd, 125mA maximaal, uitschakelmechanisme.
Bovendien wordt er meer informatie gegeven voor planning en operationele veiligheid:
Het aantal DALI armaturen kan binnen enkele seconden betrouwbaar worden bepaald via de B.E.G. Online DALI
Line Planner. De tool kan gratis worden gebruikt op de B.E.G. website.
Extra busspanningsvoorzieningen: De B.E.G. Online DALI Line Planner kan ook worden gebruikt om binnen
enkele seconden betrouwbaar te bepalen of een extra busvoeding van B.E.G. moet worden gepland. Busvoedin-
gen van derden of die geïntegreerd zijn in armatuurdrivers (D4i, „Intra-Luminaire" concepten) zijn niet toegesta-
an met DACO®.
Aanbevolen bedrading van de DALI buskabel: minstens 1,5mm² NYM-kabel en een maximale lengte van 300m.
Er hoeft geen aandacht te worden besteed aan de polariteit - met uitzondering van een eventueel benodigde
extra busspanning.
Bedradingstopologie van de DALI bus: LINE, TREE, STAR - geen RING!
Bedradingsaanbeveling voor 230V ingangen: Minstens 1,5mm² NYM-kabel en maximum 20m (drukknop) /
100m (slave) lengte via dezelfde buitenste geleider van de voedingsspanning van het DACO®-apparaat.
10
DACO® aanwezigheidsmelder
Toepassingsbeschrijving