De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) stelt u de
maaimachine op de gewenste maaihoogte in.
De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van
ongeveer 25–102 mm. U moet de maaihoogtehendel uit
trekken of induwen en in de gewenste stand zetten (Fig. 6).
Belangrijk
De maaihoogtehendel moet in de hoogste
stand (7) staan als de machine in de transport-modus is (als
de machine van het gazon gaat) om te voorkomen dat de
maaimessen worden beschadigd.
Figuur 6
1. Maaihoogtehendel (maaikastverstelling)
Afvoerschot
Met het afvoerschot verandert u de grootte van de
afvoeropening ten behoeve van de werking van de
Vol-indicator van de grasopvangbak.
1. Verwijder de grasopvangbak, zie Grasopvangbak
verwijderen, blz. 36.
2. Draai de 2 moeren op de plaat voor de maaiomstandig-
heden los en schuif de plaat omhoog als u kort, droog
gras maait of omlaag als u lang, nat gras maait (Fig. 7).
Draai de moeren vast.
3. Monteer de grasopvangbak, zie Grasopvangbak
monteren, blz. 36.
2
Figuur 7
1. Plaat
1
1
m–4934
2. Moeren
15
Maatwielen van de
maaimachine afstellen
Met behulp van de voorste maatwielen van de maaimachine
kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden. De
wielen van de maaimachine moeten zich altijd in het
laagste (onderste) gat in de wielbeugel bevinden (Fig. 8).
1
Figuur 8
1. Wiel
2
2. Onderste gat