D - INGEBRUIKNAME
• Als L1 uit is = de fotocellen zijn inactief aan
het begin van de opening. Druk op "+" om ze
te activeren en druk vervolgens op OK om te
valideren. Alle leds gaan aan en weer uit om de
operatie te bevestigen.
• Als L1 aan is = de fotocellen zijn actief aan het
begin van de opening. druk op "– " om ze te
deactiveren en druk vervolgens op OK om te
valideren. Alle leds gaan aan en weer uit om de
operatie te bevestigen.
3.2.3. POORTTYPE
Om de elektronische kaart e doen werken op een
poort met één vleugel, moet deze instelling worden
gewijzigd. Deze waarde wordt standaard ingesteld
op 0 (modus poort met 2 vleugels).
De motoruitgang die overigens actief blijft in de
deurmodus, is M1 (niet verwarren met de functie
voetgangersdoorgang).
Om deze functie in of uit te schakelen, volgt u
de onderstaande procedure.
• Druk 3 seconden op PROG. L0 knippert 1 keer
en L1 licht op.
• Druk 3 seconden op PROG, L0 knippert 2 keer.
• Druk 2 keer op '+'. L3 licht op in plaats van L1.
• Druk op OK.
• Als L1 uit is = de poortmodus is geactiveerd,
drukt u op "+" om de deurmodus te activeren
en vervolgens op OK om te valideren. Alle
leds gaan aan en weer uit om de operatie te
bevestigen.
• Als L1 aan is = de deurmodus is geactiveerd,
drukt u op "– " om de deurmodus te activeren
en vervolgens op OK om te valideren. Alle
leds gaan aan en weer uit om de operatie te
bevestigen.
Het automatisch aanleren is nodig als deze
regeling wordt gewijzigd.
3.2.4. TOLERANTIE AANSLAG
Tijdens het automatisch aanleren, leert het
systeem het traject van elke vleugel om bij het
stoppen van een vleugel te weten of het gaat om
de aanslag of een obstakel. Als er immers tijdens
de beweging bij de vleugel meer dan een bepaald
percentage overblijft van het af te leggen traject,
maar de vleugel zich begint te forceren, beschouwt
het systeem dit als het uitoefenen van kracht tegen
een obstakel. In het geval waarbij de vleugel zich
forceert terwijl er minder dan dit percentage af te
leggen traject overblijft, heeft de vleugel volgens
het systeem de aanslag bereikt. Dit percentage is
standaard 3%.
NL
30
De precisie van het systeem is achter afhankelijk
van talrijke parameters, zoals de temperatuur,
de kwaliteit van de motor, het type motorkabels,
de flexibiliteit en het gewicht van de poort...
Afhankelijk van deze parameters is het mogelijk
dat de precisie van het systeem voor het meten
van het traject, niet volstaat om te werken met deze
standaard tolerantie. In dit geval kan het systeem
detectie van het obstakel genereren, terwijl de
vleugels op hun normale aanslag komen. In dat
geval (en nadat is gecontroleerd of de aanslagen
aan het einde van het openings- en sluitingstraject
stabiel zijn), moet de tolerantie van de detectie van
het obstakel worden verhoogd.
Om deze tolerantie in te stellen, volgt u de
onderstaande procedure.
• Druk 3 seconden op PROG. L0 knippert 1 keer
en L1 licht op.
• Druk 3 seconden op PROG, L0 knippert 2 keer.
• Druk 3 keer op '+'. L4 licht op in plaats van L1.
• Druk op OK, het aantal brandende leds geeft
dan de ingestelde waarde aan.
• Gebruik de knoppen "–" en "+" om deze waarde
te wijzigen. Hoe hoger de waarde, hoe hoger
de tolerantie ("minder risico op detectie van
obstakels bij aanslag").
• Druk op OK om deze waarde te valideren. Alle
leds gaan aan en weer uit om de operatie te
bevestigen.
Het automatisch aanleren is nodig als deze
regeling wordt gewijzigd.