Afb.9
Montageruimte
0
0 0
n . 1
m i
5.3
Ventilatie
Afb.10 Ruimte voor ventilatie
0
5 0
n . 1
m i
S1
1000
min. (1)
S1
121803 - v.08 - 10082015
5.2.2 Plaats van de ketel
Bepaal de juiste plaats voor montage van de ketel aan de hand van de
richtlijnen en de benodigde opstellingsruimte.
5 0
Houd bij de bepaling van de juiste opstellingsruimte rekening met de
0
toegestane positie van de rookgasafvoer- en/of luchttoevoeruitmonding.
Zorg voor voldoende ruimte rond de ketel voor een goede bereikbaar
heid en vereenvoudiging van het onderhoud.
Gevaar
m i
n .
Het is verboden om, zelfs tijdelijk, brandbare producten en stoffen
4 0
0
in de ketel of in de buurt van de ketel op te slaan.
Waarschuwing
7 5
0
Opgelet
3 5
0
m i
n .
2 5
0
0
5 0
AD-0000014-01
(1) Afstand tussen de voorkant van de ketel en de binnenwand van de
5 3
(2) Afstand aan beide zijden van de ketel.
0
Wordt de ketel in een gesloten kast geïnstalleerd, dan moeten de aange
geven minimum maten in acht worden genomen. Zorg tevens voor openin
gen om de volgende risico's te voorkomen:
Gasophoping
m i
n .
Verwarming van de kast
4 0
0
Minimale doorsnede van de openingen: S1 + S2 = 150 cm
7 5
0
3 5
0
m i
n .
1 5
2 5
( 2 )
0
AD-0000015-01
Bevestig de ketel op een stevige wand die het gewicht van de
met water gevulde ketel en de voorzieningen kan dragen.
De ketel moet in een vorstvrije ruimte geïnstalleerd worden.
Bij de ketel moet een wandcontactdoos met randaarde aanwe
zig zijn.
Voor de condensafvoer moet er een aansluiting op het riool in
de buurt van de ketel zijn.
kast.
5 Voor de installatie
2
23