Opmerking:
de indicatie
duidt op een slechte warmteoverdracht
in de tapwaterbereider. *)
Oorzaken:
- Vervuilde warmwaterbereider
- Onvoldoende cv-water stroming.
- Slecht contact NTC-sensor op warmwaterleiding.
Er kunnen zich in het toestel ook nog andere storingen
voordoen, die niet op het display getoond kunnen
worden. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke
storingen.
1. Installatie blijft koud:
• Kamerthermostaat is defect, staat te laag of niet goed
afgesteld. Anticipatie weerstand niet op de juiste waarde
in gesteld (0,2 A).
• Pomp (condensator) defect / krijgt geen spanning.
• Er zit lucht in de installatie: ontluchten.
• De waakvlam brandt niet: zie punt 2 hieronder.
• Alle radiatoren zijn dichtgedraaid.
• Drie-weg-klep defect.
• Microschakelaar van driewegklep defect.
• De hoofdbrander brandt niet of kort (zie de punten 3 en
4 hieronder).
• Er staat geen spanning op de installatie (stekker uit
stopcontact of zekering defect). De toestelzekering en
de reservezekering bevinden zich in de aansluitkast
(figuur 31 + 32).
DE ZEKERING ZIT IN HET 230 V-CIRCUIT DUS DE
ELEKTRICITEIT UITSCHAKELEN.
Niet vergeten een nieuwe zekering te kopen 160 mAT.
2. Waakvlam brandt niet/blijft niet branden.
• Thermokoppel of magneetspoel in gasblok defect.
• De toestelgaskraan staat nog dicht.
• Gasleiding of zeef verstopt of afgekneld.
• Waakvlam te laag afgesteld.
• Er zit nog lucht in de gasleiding (als de installatie lange
tijd buiten gebruik is geweest). De aansteekknop enige
minuten ingedrukt houden.
• Ventilator draait niet in laagstand.
• Aansluitingen van thermokoppel of splitwire aan het
gasblok maken slecht contact. Maximaalthermostaat is
defect of in werking getreden, omdat het toestel over-
verhit is geweest (dit herstelt zich nadat het toestel is
afgekoeld).
3. Hoofdbrander brandt niet
• De kamerthermostaat staat te laag.
• Er staat geen spanning op de installatie.
• CV-water temperatuur-instelling te laag.
4. Hoofdbrander brandt kort
• Pomp draait niet of op te lage snelheid.
• Alle radiatoren zijn dichtgedraaid.
• CV-watertemperatuur instelling te laag.
5. Tapwater temperatuur te laag:
• Taphoeveelheid te groot.
• Kalk in tapwaterbereider.
6. Onvoldoende tapwater
• Doseerventiel vervuild, schoonmaken (zie figuur 23).
• Kalk in tapwaterbereider.
• Perlators in kranen vervuild.
• Filter voor waterwisselklep vervuild (zie figuur 23).
• Onvoldoende of te lage aanvoerdruk in koudwaterleiding.
7. Lawaai
• Pompsnelheid te hoog; opnieuw instellen, zie pompgrafiek
(figuur 27).
• Lucht in installatie; ontluchten.
• De leidingen zitten niet spanningvrij.
25