➢ Fabrieksinstellingen - Met deze parameter kunt u terugkeren naar de door de fabrikant opgeslagen instellingen van
een bepaalde klep. Het herstellen van de fabrieksinstellingen verandert het ventieltype in een CV-ventiel.
4.4. INTERNET MODULE
De internetmodule is een apparaat waarmee de installatie op afstand kan worden bediend. De gebruiker kan de werking van
verschillende apparaten controleren en bepaalde parameters wijzigen met behulp van de emodul.pl-toepassing.
Het apparaat heeft een ingebouwde internetmodule. Na het inschakelen van de internetmodule en het selecteren van de
optie DHCP zal de controller automatisch parameters ophalen zoals: IP-adres, IP-masker, Gateway-adres en DNS-adres van
het lokale netwerk.
Voor een goede werking van de Internetmodule is het nodig de module aan te sluiten op een netwerk met een
DHCP-server en een open poort 2000. Zodra de Internetmodule correct op het netwerk is aangesloten, gaat u naar
het menu module-instellingen (in de master controller). Als het netwerk geen DHCP-server heeft, moet de
Internetmodule door zijn beheerder worden geconfigureerd door de juiste parameters in te voeren (DHCP, IP-adres,
gateway-adres, subnetmasker, DNS-adres). De configuratie kan worden uitgevoerd door:
1. Ga naar het instellingenmenu van de Internetmodule.
2. Selecteer de optie "Ingeschakeld''
3. Controleer dan of de optie "DHCP" is aangevinkt.
4. Voer "WIFI selectie" in
5. Selecteer vervolgens uw WIFI-netwerk en voer het wachtwoord ervan in.
6. Wacht even (ca. 1min) en controleer of het IP-adres is toegewezen. Ga naar het tabblad "IP-adres" en controleer of
de waarde anders is dan 0.0.0.0/ -.-.-.-.- .
a.
Als de waarde nog steeds 0.0.0.0 / -.-.-.-.- aangeeft, controleer dan de netwerkinstellingen of de
Ethernetverbinding tussen de Internetmodule en het apparaat.
7. Na het correct toewijzen van het IP-adres kunnen we beginnen met het registreren van de module om de code te
genereren die nodig is om deze toe te wijzen aan een toepassingsaccount.
Handmatige modus
Met deze functie kan de werking van afzonderlijke apparaten worden geregeld. De gebruiker kan elk van de apparaten
handmatig inschakelen: pomp, spanningsvrij contact en afzonderlijke ventielaandrijvingen. Het wordt aanbevolen de
handmatige bedrijfsmodus te gebruiken, om bij de eerste ingebruikname de juiste werking van de aangesloten apparaten te
controleren.
4.5. EXTERNE SENSOR
LET OP
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een externe sensor is geregistreerd in de EU-L-X WiFi-controller.
U kunt een externe temperatuursensor aansluiten op de EU-L-X WiFi-controller:
➢ Sensorselectie - U kunt kiezen tussen een bedrade NTC-sensor of de draadloze C-8zr-sensor. Voor de draadloze
sensor is registratie vereist.
➢ Kalibratie - Kalibratie wordt uitgevoerd bij de installatie of na langdurig gebruik van de sensor als de door de sensor
gemeten temperatuur afwijkt van de werkelijke temperatuur. Het instelbereik loopt van -10°C tot +10°C met een
stap van 0,1°C.
4.6. VERWARMING STOPPEN
Functie om te voorkomen dat actuatoren op bepaalde tijdstippen worden ingeschakeld.
➢ Datum instellingen
•
Verwarming uitschakelen - de datum instellen vanaf wanneer de verwarming wordt uitgeschakeld
•
Verwarming inschakelen - de datum instellen vanaf wanneer de verwarming wordt ingeschakeld
Vereiste netwerkinstellingen