3.
CONTROLLER FUNCTIES
➢ Tijdinstellingen - de huidige tijd en datum kunnen automatisch van het netwerk worden gedownload als de
internetmodule is aangesloten en de automatische modus is ingeschakeld. De gebruiker kan de tijd en datum ook
handmatig instellen als de automatische modus niet goed werkt.
➢ Scherminstellingen - met deze functie kan de gebruiker het scherm aanpassen.
➢ Geluid van de knoppen - met deze optie wordt het geluid ingeschakeld dat hoort bij het indrukken van de
knoppen. De huidige tijd en datum kunnen automatisch van het netwerk worden gedownload als de
internetmodule is aangesloten en de automatische modus is ingeschakeld. De gebruiker kan de tijd en datum ook
handmatig instellen als de automatische modus niet goed werkt.
➢ Scherminstellingen - met deze functie kan de gebruiker het scherm aanpassen.
➢ Geluid van de knoppen - met deze optie wordt het geluid ingeschakeld dat hoort bij het indrukken van de
knoppen.
4.
MONTEURSMENU
Het menu van de installateur is het meest complexe besturingsmenu. Hier heeft de gebruiker een ruime keuze aan functies
waarmee de mogelijkheden van de regelaar maximaal kunnen worden benut.
4.1. ZONES
Om een zone op het display van de controller te activeren, registreert/activeert u een sensor daarin en activeert u vervolgens
de zone.
4.1.1.
KAMER SENSOR
De gebruiker kan elk type sensor registreren/inschakelen: NTC bedraad, RS of draadloos.
➢ Hysteresis - voegt een tolerantie toe voor de kamertemperatuur in het bereik van 0,1 ÷ 5°C, waarbij extra
verwarming/koeling wordt ingeschakeld.
Voorbeeld:
De vooraf ingestelde kamertemperatuur is 23°C
De hysteresis is 1°C
De kamersensor begint onderverwarming van de ruimte aan te geven wanneer de temperatuur daalt tot
22°C.
➢ Kalibratie - kalibratie van de ruimtesensor wordt uitgevoerd tijdens de montage of na een langere periode
van gebruik van de sensor als de weergegeven kamertemperatuur afwijkt van de werkelijke. Instelbereik:
van -10°C tot +10°C met een stap van 0,1°C..
4.1.2.
INGESTELDE TEMPERATUUR
De functie wordt beschreven in het hoofdstuk
4.1.3.
OPERATIE MODUS
De functie wordt beschreven in het hoofdstuk
4.1.4.
UITGANGENCONFIGURATIE
Deze optie regelt de uitgangen: vloerpomp, spanningsloos contact en uitgangen van sensoren 1-8 (NTC om de temperatuur
in de zone te regelen of vloersensor om de temperatuur van de vloer te regelen). De sensoruitgangen 1-8 worden
respectievelijk toegewezen aan de zones 1-8.
Menu → Zones.
Menu → Zones.