5.Controleer het brandstofpeil.
Verwijder de tankdop en controleer het brandstofniveau. Vul de tank bij
als deze bijna leeg is.
Gebruik loodvrije autobenzine van 91 RON of hoger (PON 86 of hoger).
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie-/benzinemengsel.
Voorkom dat er vuil of water in de brandstoftank komt.
Draai de tankdop na het vullen goed dicht.
WAARSCHUWING
• Benzine is uiterst brandbaar en kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
• Vul brandstof bij in een goed geventileerde omgeving terwijl de motor
is uitgeschakeld. Rook niet en voorkom open vuur en vonken tijdens
het bijtanken en in ruimten waar brandstof is opgeslagen.
• Doe de brandstoftank niet te vol (vul niet bij tot boven het bovenste
merkteken). Controleer na het bijvullen of de tankdop goed is
vastgedraaid.
• Mors geen brandstof. Gemorste brandstof of brandstofdamp kan in
brand vliegen. Verwijder gemorste brandstof voordat u de motor
start.
• Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof met de
huid en het inademen van benzinedampen.
BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN.
MAXIMUMNIVEAU
(MAXIMUMBRANDSTOFNIVEAU)
13