7.
Zet de klepmotor (1) op de 3 wegomschakelklep
(3).
8.
Steek de beugelstift (2) in de onderzijde van de
klepmotor.
1.
1
3
9.
Let erop dat de beugelstift correct is vastgeklikt:
– De klepmotor zit vast op de 3 wegomschakel-
klep.
– Beide punten van de beugelstift liggen op het
uitstekende gedeelte.
– De punten van de beugelstift zijn ca. 2 mm
zichtbaar (niet veel meer!).
10. Schroef het frontpaneel van de modulekast vast.
8
Hydraulische aansluitingen
isoleren
1.
Isoleer het verwarmingscircuit en de warmtebron
in overeenstemming met de lokale voorschriften.
2.
Open de afsluiters.
3.
Voer een drukproef uit en controleer de dicht-
heid.
4.
Isoleer de interne leidingen aan de modulekast
met het isolatiemateriaal uit het bijgeleverde ex-
tra pakket.
5.
Isoleer de externe, plaatselijke buisleidingen.
6.
Isoleer alle aansluitingen, armaturen en leidingen.
7.
Isoleer de warmtebron diffusiedicht.
8.
Isoleer bij apparaten met koeling ook het ver-
warmingscircuit diffusiedicht.
9.
Isoleer bij apparaten met koeling en een vermo-
gen vanaf 14 kW ook de ontluchtingsklep aan de
koelwisselaar diffusiedicht. Plak hiervoor de iso-
latiestroken over elkaar ( extra pakket).
22
Technische wijzigingen voorbehouden | 83056700dNL – vertaling van de installatie- en gebruikershandleiding | ait-deutschland GmbH
9
2.
2
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Overstortventiel instellen
AANWIJZING
● De handelingen in dit hoofdstuk zijn al-
leen bij een seriële buffervataansluiting
noodzakelijk.
● Voer de werkstappen snel uit, want an-
ders kan de maximale retourtemperatuur
worden overschreden en gaat de warmte-
pomp in hogedrukstoring.
● Indien de instelknop aan het overstort-
ventiel naar rechts wordt gedraaid, ver-
groot het temperatuurverchil (de sprei-
ding), bij een draai naar links verkleint dit.
De installatie werkt in de verwarmingsmodus
(het beste in koude toestand).
Bij een lage stooklijn: zet de installatie op 'gefor-
ceerde verwarming' ( gebruiksaanwijzing van
de verwarmings- en warmtepompregelaar).
Sluit de ventielen naar het verwarmingscircuit.
Let erop dat de volledige volumestroom via het
overstortventiel wordt geleid.
Lees aan de verwarmings- en warmtepompre-
gelaar de aanvoer- en retourtemperatuur af
( gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar).
Draai de instelknop (2) van het overstortventiel
(1), tot de spreiding tussen aanvoer- en retour-
temperatuur als volgt is ingesteld:
– Bij warmtebrontemperatuur 0 °C: 8 K
– Bij warmtebrontemperatuur 10 °C: 10 K
1
Open de ventielen naar het verwarmingscircuit.
Zet de verwarmings- en warmtepompregelaar
weer terug.
2