De toe te passen terugstroombeveiliging is afhankelijk van:
●
-
de omvang van de verwarmingsinstallatie.
-
de vloeistofklasse van het verwarmingswater.
Opmerking
In kleine (woning)installaties (P < 45 kW) gevuld met uitsluitend
drinkwater volstaat beveiligingseenheid EB.
1.5. Eisen bronsysteem
Het luchttoe- en afvoersysteem moet voldoen aan de geldende
●
voorschriften.
Zo kort mogelijk kanaalwerk en zo min mogelijk bochten.
●
Houd rekening met de voorgeschreven maximale drukval van 75
●
Pa bij een volumedebiet van 750m³/h.
Voor flexibele ontkoppeling, tussen de starre aansluitingen: pas
●
de voorgeschreven Panflex geïsoleerde WTW-luchtslang toe
(Panflex artikelnummer 301.250.10.01). of andere door Itho
Daalderop voorgeschreven alternatieven.
Dampdichte, geïsoleerde stalen spiralobuis en hulpstukken met
●
een inwendige diameter van Ø250 mm. Zorg voor flexibele
ontkoppeling.
De isolatie moet goed (luchtdicht) aansluiten op het toestel.
●
Indien er lucht tussen de isolatie van de warmtepomp en/of
tussen het ventilatiekanaal kan komen zal er condens ontstaan.
Minimale isolatiedikte voor een luchttemperatuur van -10° C (in
het kanaal) voor de Hybride en -15° C (in het kanaal) voor de
Combi bij de maximale temperatuur en relatieve
luchtvochtigheid in de technische ruimte.
Houd bij montage van de kanalen de instructies van de fabrikant
●
aan.
Beugel iedere bocht op de mof, met uitzondering bij aansluiting
●
aan toestel:
-
Indien het verbindingskanaal voor en na de eerste bocht
korter is dan 0.25 m, dan kan de beugel bij de eerste bocht
achterwege blijven.
De eerste beugel wordt in ieder geval geplaatst op maximaal 0.5
●
m vanaf het toestel.
Verticale kanaal: maximale beugelafstand 2m. Verdeel lengten
●
tussen beugels gelijkmatig.
Beugel het laatste element van de verbindingsleiding voor de
●
doorvoer/schacht. Indien dit laatste element een bocht is, kan
ook het voorliggende element gebeugeld worden.
Overige niet verticale kanalen: maximale beugelafstand 1 m. Bij
●
trekvaste verbindingen bedraagt de maximale beugelafstand 2
m. Verdeel lengten tussen beugels gelijkmatig.
Het luchttoevoersysteem van en naar buiten moet bij
●
horizontale kanalen altijd op afschot naar buiten worden geleid
om inregenen te voorkomen. Houd hierbij 3 mm per meter
kanaallengte aan.
Pas de voorgeschreven beugels van de fabrikant toe.
●
Gebruik van spiro-safe hulpstukken met rubberen inlage.
●
Gebruik geen vet, (zuurvrije) vaseline of olie.
●
Monteer spanningsvrij.
●
Mix geen elementen (componenten) van verschillende
●
materialen en/of fabricaten , anders dan toegelaten door de
fabrikant.
Luchttoevoer- en luchtafvoerkanalen moeten zo kort mogelijk
●
worden gehouden.
Luchttoevoer- en luchtafvoerkanalen moeten water- en
●
luchtdicht te zijn.
9